Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
3 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 oktober 2012. De verdachte, geboren in 1990, heeft cassatie ingesteld tegen de opgelegde straf van zes jaren. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis en meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren moet worden verminderd.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot vijf jaren en zes maanden, terwijl het beroep voor het overige is verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 3 maart 2015 en is gewezen door de raadsheren J. de Hullu, Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche.