Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
3.De bewezenverklaring en de bewijsvoering
4.De eerdere herzieningsaanvragen
5.Beoordeling van de aanvraag
6.Slotsom
7.Beslissing
13 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2015 het derde herzieningsverzoek van de aanvrager, Bouterse, afgewezen. De aanvraag tot herziening was gericht tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de aanvrager was veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaren voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad oordeelde dat de bij de aanvraag gevoegde notariële verklaring van een getuige geen opgave van redenen bevatte voor het terugkomen op eerdere verklaringen, waardoor deze verklaring niet voldoende was om aan te nemen dat de eerdere getuigenverklaringen onjuist waren. De Hoge Raad concludeerde dat er geen ernstig vermoeden bestond dat, indien de nieuwe informatie bekend was geweest, dit had geleid tot een vrijspraak of niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De Hoge Raad behandelde ook de stelling dat het Openbaar Ministerie tekortgeschoten zou zijn in de informatievoorziening aan het Hof over toezeggingen aan de getuige. Deze stelling werd verworpen, omdat de Hoge Raad eerder had geoordeeld dat de omstandigheden die de aanvrager aanvoerde niet nieuw waren en niet tot herziening konden leiden. De aanvrager had ook twijfels geuit over de integriteit van het onderzoek en de betrouwbaarheid van het bewijs, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechter die de veroordeling had uitgesproken, bekend was met de relevante stukken en dat de aanvraag niet naar behoren was gemotiveerd.
Uiteindelijk leidde de beoordeling van de aanvraag tot de conclusie dat deze kennelijk ongegrond was, en de Hoge Raad wees het verzoek tot herziening af.