Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
6 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 februari 2014 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1966, waarbij de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof in cassatie zijn gegaan. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. van der Voet, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 RO, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve de beroepen verworpen, wat betekent dat het arrest van het Gerechtshof in stand blijft.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral in zaken die betrekking hebben op de afwijzing van vorderingen tot TBS. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en onderstreept de noodzaak voor duidelijke en onderbouwde middelen in cassatieprocedures.