Uitspraak
zetelende te Haarlem,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het arrest in dit geding
2.Beslissing
20 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2015 een arrest uitgesproken, waarin de Gemeente Haarlem als eiseres tot cassatie werd aangeduid. De advocaat van de Gemeente heeft op 13 januari 2015 verzocht om herstel van het dictum van dat arrest op basis van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het oorspronkelijke dictum in het incidentele beroep hield in dat het beroep werd verworpen en dat de Gemeente werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerster. De Gemeente verzocht om het arrest te verbeteren, zodat de verweerster in de kosten van het geding in cassatie zou worden veroordeeld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er sprake was van een kennelijke fout in het arrest, die eenvoudig te herstellen was. De Procureur-Generaal had de gelegenheid om aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien. De Hoge Raad heeft het dictum in het incidentele beroep verbeterd, zodat het nu luidt dat de verweerster in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, met de kosten aan de zijde van de Gemeente begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De beslissing van de Hoge Raad op 20 februari 2015 houdt in dat het dictum van het arrest van 9 januari 2015 wordt verbeterd zoals hierboven vermeld, en dat deze verbetering op de minuut van dat arrest wordt gesteld. Het arrest is gewezen door vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.