ECLI:NL:HR:2015:364

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
14/03558
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een belanghebbende uit België. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof's-Hertogenbosch van 6 juni 2014, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De belanghebbende had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1999 tot en met 2006 ontvangen, evenals boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente.

De belanghebbende heeft twee middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen, verwijzend naar een eerder uitgesproken arrest in een aanverwante zaak (14/03557).

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

20 februari 2015
Nr. 14/03558
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof’s‑Hertogenboschvan 6 juni 2014, nrs. 13/00689 tot en met 13/00697, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (nrs. AWB 12/1791 tot en met 12/1795 en 12/1797 tot en met 12/1800) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1999 tot en met 2006 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen en de over het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op grond van hetgeen is overwogen in het heden in de zaak met nummer 14/03557 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice‑president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.