ECLI:NL:HR:2015:3607

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
15/04447
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in zaak betreffende voorlopige machtiging alcoholverslaafde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2015 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door een betrokkene die in Rotterdam verblijft. De betrokkene had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2015, waarin een voorlopige machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) was verleend. De advocaat van de betrokkene, mr. G.E.M. Later, heeft het cassatierekest ingediend, maar de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend.

De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a lid 1 van het Reglement op de rechtsvordering (RO). De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de betrokkene klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en de beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens (voorzitter), A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak.

Uitspraak

18 december 2015
Eerste Kamer
15/04447
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te Rotterdam,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
de OFFICIER VAN JUSTITIE,
in het arrondissement Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 478056 FA RK 15-4623 van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 20 november 2015 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 december 2015.