ECLI:NL:HR:2015:3593

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
15/02493
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2015 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [Z], een belanghebbende uit Marokko, tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, dat voortvloeit uit de Algemene Ouderdomswet. De Centrale Raad van Beroep had op 24 april 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie, waartegen belanghebbende in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 2 september 2015 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Belanghebbende heeft echter geen domicilieadres in Nederland gekozen en heeft het griffierecht niet voldaan.

Op 13 oktober 2015 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 10 november 2015, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Gelet op het voorgaande heeft de Hoge Raad op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.

Uitspraak

18 december 2015
Nr. 15/02493
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te [Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 24 april 2015, nr. 13/3815 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 12 juni 2013 (nr. 12/4057) betreffende een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 2 september 2015 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 13 oktober 2015, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 10 november 2015. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2015.