ECLI:NL:CRVB:2015:1421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering verzoek om terug te komen van eerder besluit inzake AOW-pensioen op basis van nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1944 en met de Marokkaanse nationaliteit, had een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd, maar dit was later ingetrokken. De appellant verzocht de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om terug te komen van dit besluit, omdat hij stelde dat hij tussen 1970 en 1992 in Nederland had gewoond en gewerkt. De Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien.
De rechtbank oordeelde dat de Svb bevoegd was om het verzoek af te wijzen en dat er geen reden was om aan te nemen dat de Svb onzorgvuldig had gehandeld. De appellant had geen relevante nieuwe bewijsstukken overgelegd die zijn stelling onderbouwden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb bij een zorgvuldige belangenafweging tot de afwijzing van het verzoek had kunnen komen. De Raad concludeerde dat niet aannemelijk was dat de appellant verzekerd was voor de AOW in de door hem gestelde periodes van verblijf en werk in Nederland.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bij verzoeken om terug te komen van eerdere besluiten en de rol van de bestuursrechter in de toetsing van dergelijke besluiten. De Raad bevestigde dat de Svb zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.