Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
De brieven zijn geadresseerd aan de man op het adres van de echtelijke woning alwaar de man op dat moment woonachtig was. Partijen leefden op dat moment reeds gescheiden en de echtscheidingsprocedure was op dat moment aanhangig bij de rechtbank. De vrouw heeft in haar inleidende dagvaarding 5 juli 2010 gewag gemaakt van het feit dat zij niet op de hoogte was van het bestaan van alle polissen. De man heeft in zijn conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in voorwaardelijke reconventie onder punt 7 opgesomd welke vermogensbestanddelen aan het einde van het huwelijk, 28 maart 2008 aanwezig waren, maar heeft daar nagelaten melding te maken van beide polissen bij Nationale Nederlanden. Ook later in de procedure heeft de man nagelaten melding te maken van beide polissen, hoewel hij daartoe op grond van artikel 21 Rv (informatieplicht) wel gehouden was.
doet daar niet aan af en is ook ongeloofwaardig, gelet op voorgaande correspondentie met zijn assurantietussenpersoon en de Nationale Nederlanden, kennelijk in het kader van de echtscheidingsprocedure gevoerd. Uit de brief van de assurantietussenpersoon van 14 mei 2008 blijkt bovendien dat de afkoopwaarden op verzoek van de man zijn opgevraagd, zodat de man niet kan volhouden dat hij niet meer van het bestaan van de polissen wist. De door artikel 1:135 lid 3 BW verlangde opzet staat daarmee vast.
4.Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.Beoordeling van de middelen in het (voorwaardelijk) incidentele beroep
6.Beslissing
4 december 2015.