In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, genomen op basis van de Wet werk en bijstand. De Centrale Raad van Beroep had op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de belanghebbenden in het ongelijk waren gesteld.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbenden zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Gelet op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren die de uitspraak hebben gedaan.