ECLI:NL:HR:2015:3429

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
14/04777
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere voorwaarde aan voorwaardelijke veroordeling in strafzaak tegen medium/paragnost

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1961, was werkzaam als medium, paragnost, hypnotiseur en mental coach en werd beschuldigd van ontucht met een cliënt. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk was, met een proeftijd van 5 jaar. Een bijzondere voorwaarde was dat de verdachte gedurende de proeftijd geen zorg of hulp aan vrouwen mocht bieden in zijn hoedanigheid als hulpverlener. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat de gestelde voorwaarde niet vaag was en dus niet ontoelaatbaar. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de bijzondere voorwaarde was bedoeld om het gedrag van de veroordeelde te reguleren en te bevorderen dat hij zich aan de maatschappelijke normen houdt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke voorwaarden in voorwaardelijke veroordelingen, vooral in gevallen waar kwetsbare slachtoffers betrokken zijn.

Uitspraak

1 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/04777
ABO/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 september 2014, nummer 22/004239-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. Th.J. Kelder en mr L.E.G. van der Hut, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het derde middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, aan de voorwaardelijke veroordeling de bijzondere voorwaarde heeft verbonden dat de verdachte:
"gedurende de proeftijd geen op fysieke en/of geestelijke gezondheid en/of spirituele en/of persoonlijke ontwikkeling gerichte zorg en/of hulp en/of diensten, al dan niet in het kader van zijn hoedanigheid als medium en/of paragnost en/of hypnotiseur en/of mental coach aan vrouwen zal aanbieden en/of verlenen."
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 mei 2010 tot en met 5 september 2010 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, terwijl hij toen werkzaam was in de maatschappelijke zorg (te weten als medium/paragnost/magnetiseur/hypnotiseur/mental coach), ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij
- naakt met [slachtoffer] in bad gezeten en
- webcamseks gehad met [slachtoffer], waarbij hij, verdachte, zichzelf aftrok en [slachtoffer] zichzelf vingerde voor de webcam en
- naaktfoto's gemaakt van [slachtoffer]."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van 'werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd' de volgende straffen opgelegd:
"Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
- Dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- Dat de verdachte zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode zal blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Legt voorts aan de verdachte de bijzondere voorwaarde op dat hij gedurende de proeftijd geen op fysieke en/of geestelijke gezondheid en/of spirituele en/of persoonlijke ontwikkeling gerichte zorg en/of hulp en/of diensten, al dan niet in het kader van zijn hoedanigheid als medium en/of paragnost en/of hypnotiseur en/of mental coach aan vrouwen zal aanbieden en/of verlenen."
2.2.3.
Het arrest van het Hof houdt ten aanzien van de strafoplegging het volgende in:
"Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als hulpverlener gepresenteerd aan een jonge en kwetsbare vrouw, die op zoek was naar hulp voor haar cocaïneverslaving. Vervolgens is verdachte naar haar als hulpverlener opgetreden en heeft hij in die hoedanigheid ontucht met haar gepleegd. De verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer (en haar ouders) in hem stelden. De omstandigheid dat ten aanzien van de cocaïneafhankelijkheid van het slachtoffer een positief resultaat is geboekt - met welk resultaat het slachtoffer ook tevreden is - maakt dit niet anders. De verdachte heeft het slachtoffer, zoals zij zelf treffend heeft verklaard, er een (ander) probleem bijgegeven. De gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Naar de ervaring leert, ondervinden slachtoffers van delicten als het onderhavige veelal lange tijd de psychische gevolgen daarvan.
Omtrent de persoon van verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 7 augustus 2014 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 april 2012, betreffende verdachte, opgemaakt door [betrokkene], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland te Den Haag. Uit dit rapport komt naar voren dat het recidiverisico als laag gemiddeld wordt ingeschat. De reclassering ziet de onbegrensde drang van verdachte om anderen te helpen in combinatie met grensoverschrijdend gedrag naar de hulpvrager als recidiveverhogende factoren. Indien verdachte zijn zienswijze en zijn handelen betreffende het bieden van hulp aan hulpvragers niet wijzigt, acht de reclassering de kans op recidive hoog. De kans zal afnemen indien verdachte zich door professionele begeleiding/behandeling laat bijsturen in zijn gedachten en ideeën over het helpen van anderen, zodat hij leert grenzen van anderen en zichzelf in acht te nemen.
(...)
Het hof overweegt voorts dat op grond van artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht een proeftijd van maximaal tien jaren kan worden opgelegd indien er ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De verdachte heeft geen inzicht getoond in het laakbare van zijn gedrag. Kennelijk is de verdachte er nog steeds niet van doordrongen dat hij door zijn handelen als hulpverlener de grenzen van het maatschappelijk aanvaardbare in vergaande mate heeft overschreden. Gelet hierop en op de inhoud van het voornoemd reclasseringsadvies zal het hof de proeftijd stellen op 5 jaren en tevens aan de verdachte de bijzondere voorwaarde opleggen dat hij gedurende die proeftijd geen op fysieke en/of geestelijke gezondheid en/of spirituele en/of persoonlijke ontwikkeling gerichte zorg en/of hulp en/of diensten, al dan niet in het kader van zijn hoedanigheid als medium en/of paragnost en/of hypnotiseur en/of mental coach aan vrouwen zal aanbieden en/of verlenen."
2.3.
Een bijzondere voorwaarde als bedoeld in art. 14c, tweede lid onder 14, Sr dient het gedrag van de veroordeelde te betreffen. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht (vgl. HR 6 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7918, NJ 2008/33).
2.4.
De gestelde bijzondere voorwaarde strekt klaarblijkelijk ertoe dat de verdachte gedurende de proeftijd van vijf jaar in zijn hoedanigheid van medium en/of paragnost en/of hypnotiseur en/of mental coach of een soortgelijke hoedanigheid geen werkzaamheden zal verrichten bestaande in het aan vrouwen verschaffen van op fysieke en/of geestelijke gezondheid en/of spirituele en/of persoonlijke ontwikkeling gerichte zorg en/of hulp en/of diensten. Mede in aanmerking genomen dat niet is aangevoerd dat de verdachte - die naar uit de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 16 weergegeven bewijsmiddelen blijkt zich in de vermelde hoedanigheden aan het publiek afficheert - niet ermee bekend is of kan zijn wat de werkzaamheden als hulpverlener in de bedoelde hoedanigheden omvatten, is, anders dan in de toelichting op het middel wordt aangevoerd, de gestelde voorwaarde niet zodanig vaag, dat deze ontoelaatbaar is doordat de verdachte zijn gedrag daarop redelijkerwijs niet zou kunnen afstemmen.
2.5.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 december 2015.