ECLI:NL:HR:2015:3400

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
15/01202
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van [X] B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2008

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die betrekking heeft op de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2008. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die eerder in deze kwestie was gewezen, werd op 23 mei 2014 door de Hoge Raad vernietigd. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.

Belanghebbende, [X] B.V., heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 5 februari 2015, nr. 14/00400. In het cassatieberoep heeft belanghebbende twee middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2015.

Uitspraak

27 november 2015
Nr. 15/01202
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 5 februari 2015, nr. 14/00400, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (nr. 12/00481) is op het beroep van de Staatssecretaris bij arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2014, nr. 13/02154, ECLI:NL:HR:2014:1189, BNB 2014/177, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015.