Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
24 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 25 november 2014, met nummer 22/002885-13. De verdachte, geboren in 1977, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. S.J. van der Woude, te Amsterdam. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat inhoudt dat hij van mening is dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 24 november 2015 door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan. De waarnemend griffier A.C. ten Klooster was ook aanwezig bij de uitspraak, die plaatsvond ter openbare terechtzitting.