Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
om die [slachtoffer] heen gaan staan en/of trekken en/of rukken aan (de kleding van) die [slachtoffer] en/of het (onverhoeds) trekken en/of rukken aan de tas van die [slachtoffer] en/of hetmet een vuurwapen één (of meer) kogel(s)s afvuren op en/of schieten naar, althans in de richting van, het lichaam van die [slachtoffer] terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
Als ze je vragen naar de tas…Als ze je vragen naar de kwestie van de tas van de man…(…) zeg dan tegen hen dat je mij niet met een tas gezien hebt.
R: (…) Ruman, ik heb het ‘live’ gezien, ruman. Dat weet je ook. Ik heb het ‘live’ gezien. De man heeft ‘live’ vermoord, ruman”.
-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een tas (van het merk Hugo Boss) toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
trekken en/of rukken aan de tas van die [slachtoffer] en hetmet een vuurwapen één kogel afvuren op het lichaam van die [slachtoffer] terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
op17 maart 2012 te Vlaardingen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 of Categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III, te weten één kogelpatroon, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
€ 6.702,17 (zesduizend zevenhonderdtwee euro en zeventien cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 6.702,17 (zesduizend zevenhonderdtwee euro en zeventien cent) als vergoeding voor materiële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
68 (achtenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.