ECLI:NL:HR:2015:3344

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
15/03193
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake vrijwillige verzekering onder de Algemene ouderdomswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [Z], tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 april 2015. De Centrale Raad had eerder een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank behandeld, waarin het verzoek van belanghebbende om toegelaten te worden tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW) werd afgewezen.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend. De griffier van de Centrale Raad had op 21 mei 2015 een afschrift van de uitspraak aan partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 2 juli 2015. Het beroepschrift is echter pas op 14 juli 2015 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 16 juli 2015 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn, maar belanghebbende heeft hierop niet gereageerd. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren C. Schaap, Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, met F. Treuren als waarnemend griffier.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 15/03193
20 november 2015
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 24 april 2015, nr. 13/4191 AOW, ter zake van een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank betreffende het verzoek van belanghebbende te worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Centrale Raad op de uitspraak van de Centrale Raad gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 21 mei 2015.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 14 juli 2015 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 2 juli 2015. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 16 juli 2015, welke brief zowel per aangetekende als per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2015.