ECLI:NL:HR:2015:3319

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
14/02736
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekeningsperikelen bij voormalig GBA-adres van verdachte in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de betekenis van een voormalig GBA-adres dat door de verdachte is opgegeven bij het instellen van hoger beroep. De verdachte, geboren in 1982, had bij het indienen van het hoger beroep op 5 september 2013 een adres opgegeven waar hij eerder ingeschreven stond tot 20 september 2012. Het Hof kon niet zonder meer concluderen dat de verdachte dit adres niet meer wenste te handhaven voor de ontvangst van de appeldagvaarding, ondanks dat er een nieuw GBA-adres bekend was. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde tot verwerping van het beroep, maar het Hof had moeten onderzoeken of de verdachte in de gelegenheid was gesteld om bij de zitting aanwezig te zijn. Dit onderzoek is niet uitgevoerd, wat leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor hernieuwde behandeling. De uitspraak is gedaan op 17 november 2015.

Uitspraak

17 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/02736
LBS/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 mei 2014, nummer 20/002908-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat verstek kon worden verleend tegen de niet-verschenen verdachte.
2.2.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
- een akte hoger beroep met daaraan gehecht een schriftelijke bijzondere volmacht van 5 september 2013 als bedoeld in art. 450, eerste lid onder b, Sv. Voormelde volmacht houdt in als adres van de verdachte: " [a-straat] (...) [plaats] ";
- het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 28 april 2014 met daaraan gehecht
( i) een ID-staat SKDB van 17 maart 2014 inhoudende dat de verdachte van 5 april 2012 tot 20 september 2012 in de GBA (thans BRP) was ingeschreven op het adres [a-straat] te [plaats] , vanaf 20 september 2012 tot 19 september 2013 niet in de GBA was ingeschreven en vanaf 19 september 2013 in de GBA was ingeschreven op het adres [b-straat] [plaats] .
(ii) een akte van uitreiking inhoudende dat die dagvaarding is uitgereikt op 17 maart 2014 op de wijze zoals voorzien in art. 588, derde lid onder c, Sv.
2.3.1.
De opgave van het adres [a-straat] te [plaats] in voormelde schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van hoger beroep kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.3.2.
Uit de omstandigheid dat in het kader van de betekening van de appeldagvaarding bekend is geworden dat de verdachte tot 20 september 2012 op het adres [a-straat] te [plaats] in de GBA ingeschreven heeft gestaan, kon het Hof niet zonder meer afleiden dat de verdachte dit bij het instellen van hoger beroep op 5 september 2013 opgegeven adres niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de appeldagvaarding wenste te ontvangen.
2.4.
Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012/695.)
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 november 2015.