ECLI:NL:HR:2015:3308

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
14/05302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagrecht en onrechtmatige beslaglegging in civiele zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen AHP Manufacturing B.V. (hierna: Wyeth) en E D & F Man Nederland B.V. (hierna: [A]). Wyeth heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 15 juli 2014 was gewezen. Het hof had in zijn arrest de vorderingen van Wyeth gedeeltelijk afgewezen, wat leidde tot de vraag of het beslag dat door Wyeth was gelegd, onrechtmatig was. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de maatstaf voor onrechtmatige beslaglegging vastgesteld, vooral in het licht van de gedeeltelijke toewijsbaarheid van de hoofdvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van Wyeth niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor werd het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep van [A] niet aan de orde gesteld. De Hoge Raad heeft het principale beroep van Wyeth verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

13 november 2015
Eerste Kamer
14/05302
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
AHP MANUFACTURING B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. P.A. Fruytier,
t e g e n
E D & F MAN NEDERLAND B.V.,
voorheen handelend onder de naam
[A],
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. Chr.F. Kroes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Wyeth en [A].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/529751 / HA ZA 12-1338 van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2013 en 3 juli 2013;
b. het arrest in de zaak 200.134.132/01 van het gerechtshof Amsterdam van 15 juli 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Wyeth beroep in cassatie ingesteld. [A] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep en vorderen wettelijke rente over de toe te wijzen proceskosten.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Wyeth mede door mr. L.V. van Gardingen. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [A] heeft bij brief van 28 augustus 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Wyeth in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [A] begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Wyeth deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
13 november 2015.