Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede en het derde middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
10 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 maart 2014. De verdachte, geboren in 1946, had beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat van de verdachte, mr. J.C. Oudijk, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot zeventien maanden en een week, met behoud van de voorwaardelijke straf en proeftijd. Het beroep is voor het overige verworpen.