Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een strafzaak, ingediend door de betrokkene die niet ter terechtzitting kon verschijnen vanwege treinproblemen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:1999:ZD1314) en oordeelt dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek tot aanhouding is afgewezen. De betrokkene had zijn aanwezigheidsrecht prijsgegeven door zelf te kiezen om uit de trein te stappen en huiswaarts te gaan. Het Hof heeft echter niet de vereiste afweging van belangen gemaakt, waaronder het belang van de betrokkene bij het uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht en het belang van een spoedige berechting. De Hoge Raad concludeert dat de afwijzing van het verzoek tot aanhouding ontoereikend is gemotiveerd. Daarom vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.