In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen PROFESSIONAL BUSINESS SERVICES GROUP B.V. (PBSG) en KPN B.V. en KONINKLIJKE KPN N.V. (KPN c.s.). PBSG, gevestigd te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag, die betrekking hadden op bedrijfsschade die PBSG zou hebben geleden door het afsluiten van telefoonlijnen door KPN. De zaak draait om de vraag of KPN misbruik heeft gemaakt van zijn economische machtspositie en of er een causaal verband bestaat tussen de handelingen van KPN en de schade die PBSG heeft geleden.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van PBSG tegen KPN N.V. en tot verwerping van het principale beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van PBSG niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het principale beroep van PBSG en veroordeelt hen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van KPN c.s. zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president E.J. Numann en andere raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.