ECLI:NL:HR:2015:3169

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
13/01923
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en de kwalificatie van criminele herkomst van geldbedragen in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1969, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het medeplegen van het telen van hennep en witwassen. De feiten betroffen een hennepkwekerij die was aangetroffen in de kelder van de woning van de verdachte in Utrecht. De verdachte en zijn medeverdachte werden beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en het voorhanden hebben van geld dat afkomstig was uit misdrijf. De Hoge Raad oordeelde dat het enkele storten van geld op eigen bankrekeningen onvoldoende was om te spreken van gedragingen die gericht waren op het verbergen van de criminele herkomst van de geldbedragen. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het bestreden arrest vernietigd moest worden, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de strafoplegging. De Hoge Raad bevestigde de bewezenverklaring van het telen van hennep, maar oordeelde dat de kwalificatie van het witwassen niet voldoende was gemotiveerd, wat leidde tot de vernietiging van dat onderdeel van de uitspraak.

Uitspraak

27 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 13/01923
ABO/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 maart 2013, nummer 21/003146-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Bewezenverklaring, bewijsvoering en kwalificatie

2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1: hij in de periode van 01 mei 2005 tot en met 4 december 2007 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opzettelijk, heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [a-straat 1] te Utrecht een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 15,74 kilogram hennep en ongeveer 704 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3: hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 4 december 2007, te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) geldbedragen voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader wist(en) dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Ten aanzien van feit 1
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina's 3 tot en met 20 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Aanleiding onderzoek:
Bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid van de Politie Utrecht is in de maand november 2007 via een informant de navolgende informatie binnen gekomen:
"Een Nederlandse man van ongeveer 37 jaar die [verdachte] heet en met zijn vrouw en zoontje in de buurt van poppodium Ekko woont, heeft in zijn woning een hennepplantage".
Uit onderzoek in het Bedrijfs Processen Systeem (B.P.S.) van de Politie Utrecht en H.K.S. blijkt dat daarin, in combinatie met bovengenoemde gegevens staat geregistreerd:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] -1969, [a-straat 1] te Utrecht.
Nader onderzoek:
* Volgens het Gemeentelijk Basis Administratie (GBA) zijn sinds 10 maart 2004 woonachtig op genoemd adres:
- [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969
- [medeverdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973
- [betrokkene 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005
* Volgens het Districtelijk Informatie Knooppunt (DIK) van de politie Utrecht heeft [verdachte] antecedenten op het gebied van de Opiumwet namelijk:
- 18-07-2002 artikel 3.1 D Opiumwet (hennepplantage)
* Volgens het Bedrijfs Processen Systeem van de politie Utrecht is [medeverdachte] op 18-07-2002 als verdachte verhoord terzake artikel 3 van de Opiumwet. Dit betrof een hennepplantage die werd aangetroffen in de huurwoning waar zij op dat moment met [verdachte] woonde.
* Door [betrokkene 2] , in dienst van ENECO Energie Services en werkzaam als technisch specialist fraude werd meegedeeld dat het elektrisch verbruik met betrekking tot de woning aan de [a-straat 1] te Utrecht op jaarbasis extreem hoog was. Uitgaande van een regulier verbruik van 3500 kWh per jaar (12 maanden) voor een gezin - twee volwassenen en een kind was het verbruik in de periode september 2004 tot september 2005 (12 maanden) en september 2005 tot september 2006 (12 maanden) het tienvoudige en in de periode september 2006 tot september 2007 het zesvoudige verbruik vergeleken met dat van een regulier verbruik per 12 maanden.
Onderzoek ter plaatse:
Op dinsdag 4 december 2007 omstreeks 09.00 uur, hebben wij, in samenwerking met [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden opsporingsfunctionaris in dienst van Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vanaf 1 januari 2002 rechtsopvolger van het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de uitvoeringsinstellingen, hierna te noemen UWV, afdeling Fraude Preventie en Opsporing, standplaats Amsterdam, kantoor Utrecht, beiden tevens buitengewoon opsporingsambtenaar nummer akte van beëdiging respectievelijk [001] en [002] , beiden momenteel gedetacheerd bij het Interventieteam Utrecht, Gooi- en Vechtstreek en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , beiden in dienst bij ENECO en werkzaam als technisch specialist fraude een onderzoek ter plaatse ingesteld.
Ik, [betrokkene 4] , ben hennepcoördinator stad Utrecht en heb als zodanig ruime ervaring en kennis opgedaan op het gebied van hennepkwekerijen.
Bij aankomst aan de [a-straat 1] zagen wij dat uit de woning [a-straat 1] drie personen kwamen, een man, een vrouw en een klein kind. Ik, [betrokkene 4] , sprak de man aan en vroeg hem of hij [verdachte] heette. Ik, [betrokkene 4] , hoorde dat de man hierop bevestigend antwoordde. Ik, [betrokkene 4] , deelde de man mee dat wij een vermoeden hadden dat er in de woning [a-straat 1] een hennepkwekerij zou zijn. Ik, [betrokkene 4] , vroeg de man of wij een onderzoek in de woning mochten doen. Ik, [betrokkene 4] , hoorde dat de man hierop geen duidelijk antwoord gaf. Ik, [betrokkene 4] , deelde de man mee dat ik een machtiging binnentreden in een woning had met betrekking tot de woning [a-straat 1] . lk, [betrokkene 4] , toonde de machtiging binnentreden in een woning en gaf deze aan de man.
Vervolgens gaf de man ons toestemming de woning te betreden, lk, [betrokkene 4] , hoorde dat de vrouw zei dat ze haar kind naar de crèche zou brengen om Sinterklaas te vieren. Wij zagen dat de vrouw en het kind weggingen.
Binnentreden:
Op dinsdag, 4 december 2007 werd binnengetreden op grond van artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet. Er werd binnengetreden in een woning met een machtiging binnentreden in een woning, afgegeven door [betrokkene 5] voornoemd.
Vervolgens hebben wij in het bijzijn van de man in de woning aan de [a-straat 1] een onderzoek ingesteld.
Vervolgens hebben wij, door een houten luik in de gang pal voor de voordeur te openen, toegang verkregen tot de kelder onder de woning. Met een aluminium ladder konden wij de kelderruimte betreden. In de kelderruimte gekomen zagen wij dat er een deur was gesitueerd, welke was afgesloten. Nadat deze deur was opengebroken, konden wij de gehele kelderruimte onder de woning betreden.
Omschrijving plaats delict:
In de kelder ruimte zagen wij drie (3) afzonderlijke ruimten, welke openlijk met elkaar in verbinding stonden.
Ik, [betrokkene 4] , zag dat in de hiervoor omschreven ruimten hennepplanten van het geslacht Cannabis, vermeld op de lijst II onderdeel B van de Opiumwet geteeld werden. Betreft een ruimte voor het telen, bewerken en verwerken van hennep, als bedoeld in artikel 3.1 van de Opiumwet.
Aanhouding verdachte:
* Op dinsdag, 4 december 2007, omstreeks 09.05 uur werd in de woning [a-straat 1] te Utrecht op grond van overtreding van de Opiumwet aangehouden een man die mij, [betrokkene 4] , daarnaar gevraagd, opgaf te zijn genaamd:
Verdachte:
Naam: [achternaam verdachte]
voornamen: [voornaam verdachte]
geboren: [geboorteplaats]
geboortedatum: [geboortedatum] 1969
woonadres: [a-straat 1]
woonplaats: Utrecht
[verdachte] legitimeerde zich met een geldig op zijn naam staand Nederlands rijbewijs onder nummer [003] .
Aanhouding verdachte:
Op dinsdag, 4 december 2007, omstreeks 10.00 uur kwam de eerder genoemde vrouw weer terug bij de woning, waarna zij in de woning [a-straat 1] te Utrecht op grond van overtreding van de Opiumwet werd aangehouden.
De vrouw gaf mij, [betrokkene 4] , daarnaar gevraagd, op te zijn genaamd:
Verdachte:
Naam: [achternaam medeverdachte]
Voornamen: [voornamen medeverdachte]
Geboren: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1973
Woonadres: [a-straat 1]
Woonplaats: Utrecht
[medeverdachte] legitimeerde zich met een op haar naam stand geldig Nederlands paspoort onder nummer: […] .
Vervolg omschrijving plaats delict:
Ruimte I:
* Ik, [betrokkene 4] , zag in deze ruimte een groot aantal hennepbloemen (toppen) op enkele grijze plateaus liggen. Na weging bleek dat het gewicht van de hennepbloemen (toppen) 6,34 kg bedroeg. Ik, [betrokkene 4] , zag in ruimte 1 een compleet irrigatiesysteem, 16 assimilatielampen, een aan/afzuiger in combinatie met een koolstoffilter en stellingen voorzien van plateaus. Ik, [betrokkene 4] , zag dat deze ruimte zodanig was ingericht dat hierin per direct hennepplanten kunnen worden geteeld.
Ruimte II:
* Ik, [betrokkene 4] , zag in ruimte II een groot aantal hennepbloemen (toppen) op een aantal grijze plateaus liggen. Na weging bleek dat het gewicht van de hennepbloemen (toppen) 8,98 kg bedroeg. Ik, [betrokkene 4] , zag in ruimte II een compleet irrigatiesysteem, 17 assimilatielampen, aan-/afzuigers in combinatie met twee koolstoffilters en stellingen voorzien van plateaus. Ik, [betrokkene 4] , zag dat deze ruimte zodanig was ingericht dat hierin hennepplanten per direct kunnen worden geteeld.
Ruimte III:
* Ik, [betrokkene 4] , zag dat in deze ruimte zeven (7) kartonnen dozen op een grijs plateau stonden. Ik, [betrokkene 4] , zag dat in deze dozen, na telling, in totaal 704 hennepplanten (stekken) stonden. Ik, [betrokkene 4] , zag dat er nog geen bloemtoppen in deze hennepplanten aanwezig waren. De hennepplanten werden door mij, [betrokkene 4] , hennepcoördinator geschat op ongeveer 1 á 2 weken oud.
* Ik, [betrokkene 4] , zag dat in deze ruimte een aantal gedroogde hennepplanten voorzien van bloemen (toppen) aan een houten balk hingen. Na weging bleek dat het gewicht van deze hennepplanten 0,52 kg bedroeg.
* Ik, [betrokkene 4] , zag in een diepvries 7 vuilniszakken met hennepplanten waarin geen bloemtoppen zaten. Na weging bleek dat het gewicht van deze hennepplanten 11,71 kg bedroeg.
Monsterneming:
Door mij, [betrokkene 4] , zijn uit ruimte I en ruimte II drie plantenbloemen (toppen) als monster veilig gesteld. Deze zijn door mij, [betrokkene 4] , ter plaatse geanalyseerd. Door mij, [betrokkene 4] , zijn uit ruimte III vijf representatieve planten als monster veilig gesteld. Deze zijn door mij, [betrokkene 4] , ter plaatse geanalyseerd. Door mij, [betrokkene 4] , zijn vijf (5) plantenresten als monster veilig gesteld. Deze zijn door mij, [betrokkene 4] , ter plaatse geanalyseerd.
Processen-verbaal van analyse zijn in dit dossier opgenomen.
Indicatoren professionaliteit:
Voor de mate van professionaliteit met betrekking tot de teelt van Cannabis (laag, midden en hoog):
Belichting
* kunstlicht Natriumlampen op tijdklok gestuurd
- Ruimte I 16 á 600 Watt
- Ruimte II 17 á 600 Watt
Voeding:
* geregeld bevloeiingssysteem
- Ruimte I compleet irrigatiesysteem
- Ruimte II compleet irrigatiesysteem
Ruimte:
* afgescheiden ruimte
- Ruimte I afgescheiden ruimte
- Ruimte II afgescheiden ruimte
Afscherming:
* Ruimte I en II geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur
Ventilatie:
* aan- en afzuiging al dan niet in combinatie met koolstoffilter(s)
Ruimte I één (1) elektromotoren > 0,25 kW
totaal elektromotorisch vermogen 1,1 kW.
Ruimte II twee (2) elektromotoren > 0,25 KW
totaal elektromotorisch vermogen 1,3 KW
Verwarming:
* geen
Bodem:
* steenwol (steenwol slaps)
Ziekte- en/of ongediertebestrijding:
* onbekend
Verwerking:
* in eigen beheer
Plantmateriaal:
* stekken
Oordeel mate van professionaliteit:
* hoog
Eerdere oogsten:
Uit ingesteld onderzoek is vastgesteld dat er eerder hennep is geoogst.
Ik, [betrokkene 4] , zag namelijk
* restanten uit eerdere oogsten. Op de grond ruimte II werd hennepafval aangetroffen. Henneptest uitgevoerd.
* in ruimte III een groot aantal vuilniszakken met hennepafval en een groot aantal vuilniszakken met gebruikte steenwol slaps.
Henneptesten uitgevoerd.
* in ruimte III enkele henneptoppen aan het plafond hangen. Henneptest uitgevoerd.
* in ruimte III in een diepvries zeven (7) vuilniszakken met hennepplanten waarin geen bloemen(toppen) zaten. Geen henneptest uitgevoerd.
* in ruimte I en ruimte II een grote hoeveelheid hennepbloemen (toppen).
Henneptesten uitgevoerd.
* sterk vervuilde koolstoffilters;
Ik, [betrokkene 4] , zag namelijk dat de koolstoffilters zwaar waren vervuild. Dat bleek uit het feit dat onder de banden waaraan deze koolstoffilters waren opgehangen geen vervuiling werd aangetroffen. Hieruit blijkt dat de vervuiling ter plaatse is ontstaan. Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters waren door het gebruik in de hennepkwekerij op een dermate wijze vervuild dat de filters meerdere hennepoogsten in werking zijn geweest.
* gebruik groeimiddelen (lege jerrycans); zie kennisgeving van inbeslagneming.
* stof op lampenkappen en transformatoren;
Ik, [betrokkene 4] , zag dat er veel stof op de lampenkappen en de transformatoren lag, wat erop duidt dat het al een langere tijd aanwezig was.
* kalkafzetting in het vloeistofvat.
Ik, [betrokkene 4] , zag dat het zeil dat op de vloer lag voorzien was van dikke kalkaanslag.
Tevens zag ik dat de irrigatiesystemen voorzien waren van een kalkaanslag wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van een hennepkwekerij.
* uit gegevens van de ENECO bleek van een extreem hoog verbruik van elektriciteit.
Uitgaande van een regulier verbruik per van 3500 kWh (gezinssituatie man/vrouw/kind) blijkt een verbruik:
- van sept. 2003 tot sept. 2004 van 5183 kWh
- van sept. 2004 tot sept. 2005 van 34834 kWh
- van sept. 2005 tot sept. 2006 van 36508 kWh
- van sept. 2006 tot sept. 2007 van 20126 kWh.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het onderzoek (als bijlage op pagina 39 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 4 december 2007 heb ik, [betrokkene 4] , onderzoek ingesteld in verband met een aantal inbeslaggenomen plantenbloemen (toppen) uit een hennepkwekerij, bij de verdachte:
naam: [achternaam verdachte]
voornamen: [voornaam verdachte]
geb.plaats/datum: [geboorteplaats] , [geboortedatum] 1969
woonplaats/adres: Utrecht, [a-straat 1]
Bevindingen:
Ik onderzocht deze plantenbloemen (toppen) middels determinatie ter vaststelling van de plantensoort, in verband met vermoedelijke strafbare handelingen ingevolgde de Opiumwet. In kweekruimte 1 en II werden per kweekruimte drie monsters genomen van de aanwezige plantenbloemen (toppen).
Ik zag aan de kleur en de vorm van de geselecteerde plantenbloemen (toppen) dat deze de uiterlijke kenmerken hadden van bloemen (toppen) afkomstig van hennepplanten. Tevens rook ik, dat de geur die de planten bloemen (toppen) verspreidden, overeenkwam met de kenmerkende geur van hennepplanten. Ik schatte de plantenbloemen (toppen) ongeveer tien weken oud.
Ten behoeve van de drugsidentificatie werd tevens gebruik gemaakt van een door de Politie Utrecht voorgeschreven drugstestkit van de fabrikant
M.M.C. International BV.
Ik gebruikte daarbij een ampul van de drugsidentificatietest 'Cannabis', waarmee hennep, waaronder wordt begrepen elk deel van de plant van het geslacht Cannabis danwel gebruikelijke vaste mengsels van hennephars en plantaardige elementen van hennep kunnen worden aangetoond.
De testwerkzaamheden werden uitgevoerd conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Ik zag, dat tijdens het testen een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep.
Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden, dat de inbeslaggenomen plantenbloemen (toppen) afkomstig waren van hennepplanten van het geslacht Cannabis. Deze plantensoort staat vermeld op lijst II onderdeel b van de Opiumwet.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het onderzoek (als bijlage op pagina 41 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 4 december 2007 heb ik, [betrokkene 4] , onderzoek ingesteld in verband met een aantal inbeslaggenomen planten uit een hennepkwekerij, bij de verdachte:
naam: [achternaam verdachte]
voornamen: [voornaam verdachte]
geb.plaats/datum: [geboorteplaats] , [geboortedatum] 1969
woonplaats/adres: Utrecht, [a-straat 1]
Bevindingen:
Ik onderzocht deze planten middels determinatie ter vaststelling van de plantensoort, in verband met vermoedelijke strafbare handelingen ingevolgde de Opiumwet.
In totaal werden vijf monsters genomen van de aanwezige planten. Daartoe werd in de ruimte over het kweekbed virtueel een 'X' geplaatst en werden langs de beide assen de planten geselecteerd. Er werden geen randplanten en niet alleen grote of kleine planten gekozen om een representatief monster te kunnen verkrijgen.
Ik zag aan de kleur, de vorm en de stand van de bladeren op de stengel van de geselecteerde planten dat deze de uiterlijke kenmerken hadden van hennepplanten. Tevens rook ik dat de geur die de planten verspreidden, overeenkwam met de kenmerkende geur van hennepplanten. Ik schatte de planten ongeveer 1 week oud.
Ten behoeve van de drugsidentificatie werd tevens gebruik gemaakt van een door de Politie Utrecht voorgeschreven drugstestkit van de fabrikant M.M.C. International BV.
Ik gebruikte daarbij een ampul van de drugsidentificatietest 'Cannabis', waarmee hennep, waaronder wordt begrepen elk deel van de plant van het geslacht Cannabis danwel gebruikelijke vaste mengsels van hennephars en plantaardige elementen van hennep, kunnen worden aangetoond.
De testwerkzaamheden werden uitgevoerd conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Ik zag, dat tijdens het testen een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep.
Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden, dat de inbeslaggenomen planten hennepplanten waren van het geslacht Cannabis. Deze plantensoort staat vermeld, op lijst II onderdeel b van de Opiumwet.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage op pagina's 53 tot en met 56 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [medeverdachte] :
U vertelt me dat er een duidelijke hennepgeur op het dakterras van de woning aan de [a-straat 1] te Utrecht aanwezig is, die uit de afvoerpijp komt.
Ten aanzien van feit 3
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal strafrechtelijk financieel onderzoek d.d. 10 januari 2009 (op pagina's 3 tot en met 21 van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Onderzoeksperiode
Het onderzoek heeft zich uitgestrekt over de periode van 8 augustus 2003 tot en met 4 december 2007.
5.4
Kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte]
Op basis van ter beschikking staande bescheiden en processen-verbaal is een kasopstelling gemaakt waaruit blijkt dat de verdachten in de onderzoeksperiode diverse contante uitgaven hebben gedaan, terwijl hun legale contante inkomsten ontoereikend waren om deze uitgaven te dekken. De termijn van deze kasopstelling beslaat de termijn overeenkomend met de periode van onderzoek.
Tijdens de doorzoeking is gebleken dat het woonhuis aan de Bemuurde Weerd van verdachten volop werd verbouwd. Van de kosten van de verbouwing is geen enkele bon of factuur terug gevonden. Deze vermoedelijk contant betaalde kosten zijn derhalve niet in de kasopstelling opgenomen.
Kasopstelling [verdachte] (=W) en [medeverdachte] (=K)
W: beginsaldo contant geld 2003
0,00
K: beginsaldo contant geld 2003
0,00
W: bankopname RABO 2003
9700,00
K: bankopname Postbank 2003
3850,00
W: bankopname RABO 2004
13203,00
K: bankopname Postbank 2004
7660,00
W: bankopname RABO 2005
8850,00
K: bankopname Postbank 2005
400,00
W: bankopname RABO 2006
5100,00
K: bankopname Postbank 2006
250,00
W: bankopname RABO 2007
3005,00
K: bankopname Postbank 2007
100,00
N&L Boorverhuur: legale contante ontvangsten 2007
16900,00
W: eindsaldo contanten
0,00
K: eindsaldo contanten
0,00
Beschikbaar voor contante uitgaven
69018,00
feitelijke uitgaven 2003
W: stortingen RABO
9975,00
W: stortingen ANWBVISA
1360,00
K: stortingen Postbank
0,00
overige contante stortingen eigen rekening (bijl. D)
650,00
overige contante betalingen (bijl. D)
850,00
stortingen huur
4400,00
koopsom hypotheekopvangpolis
7000,00
levensonderhoud
2125,00
feitelijke uitgaven 2004
W: stortingen RABO
15880,00
W: stortingen ANWBVISA
3801,00
K: stortingen Postbank
14974,00
stortingen huur
4400,00
hennepkwekerij: vaste kosten
8000,00
hennepkwekerij: variabele kosten
5828,00
levensonderhoud
5100,00
feitelijke uitgaven 2005
W: stortingen RABO
20550,00
W: stortingen ANWBVISA
3727,00
K: stortingen Postbank
1200,00
stortingen huur
13200,00
hennepkwekerij: variabele kosten
29140,00
levensonderhoud
5100,00
feitelijke uitgaven 2006
W: stortingen RABO
10044,00
W: stortingen ANWBVISA
7625,00
K: stortingen Postbank
470,00
stortingen huur
15400,00
hennepkwekerij: variabele kosten
29140,00
levensonderhoud
5100,00
Feitelijke uitgaven 2007
W: stortingen RABO
17200,00
K: stortingen ANWBVISA
4736,00
K: stortingen Postbank
1085,00
Overige contante stortingen eigen rekening (bijl. D)
414,00
Overige contante betalingen (bijl. D)
914,00
Stortingen huur
6600,00
Hennepkwekerij: variabele kosten
23312,00
Levensonderhoud
4675,00
[A] : aanschaf boot
11000,00
[A] : contante uitgaven
28841,00
Eneco kosten
18396,00
Kroonluchter(aan)betaling)
1100,00
Totaal uitgaven 2003-2007
343312,00
Negatieve kas
274294,00
6.1
Inkomsten verdachten
Zoals eerder in dit proces-verbaal is aangehaald, is op basis van het hennepconvenant informatie uitgeleverd door de Belastingdienst Utrecht van waaruit bekend werd dat verdachten fiscaal onbeschreven zijn.
Ambtshalve is ons bekend geworden dat aan verdachte [verdachte] aanslagen zijn opgelegd, een navorderingsaanslag over het jaar 2002 en over 2003 van € 37.153,00 en € 30.641,00, een aanslag over 2004 van € 18.666,00 en voorlopige aanslagen over de jaren 2005, 2006 en 2007 van respectievelijke 19.386,00, €18.845,00 en € 17.901,00.
Deze aanslagen worden als volgt onderbouwd:
• verdachte is niet beschreven voor de inkomstenbelasting
• over de jaren 2002 tot en met 2006 is geen inkomen of vermogen bekend
• op 8 augustus 2003 is een woning aan de [a-straat 1] te Utrecht gekocht voor € 275.000,00
• hiervoor is een (top)hypotheek afgesloten voor € 310.000,00
• voor achterstallig onderhoud en verbeteringen is een bedrag van € 30.000,00 gesteld voorde periode liggend tussen augustus 2003 en april 2004 alvorens werd verhuisd op 10 maart 2004
• de inrichtingskosten nieuwe woning worden geschat op € 25.000,00
• het aantreffen van een hennepkwekerij en droge henneptoppen in de woning in december 2007.
Uit deze uitgaven leidt de inspecteur af dat verdachte [verdachte] inkomen moet hebben gehad. Dit inkomen wordt door de belastingdienst geschat op basis van de verkregen hypotheek ad € 310.000,00, doorgaans maximaal 6 x een jaarsalaris.
Het inkomen van verdachte [medeverdachte] wordt voor het jaar 2007 voorlopig aangeslagen op € 17.901,00. Het inkomen over 2003 en 2004 dat zij heeft gegenereerd door bij een uitzendbureau te werken bedroeg respectievelijk € 2.541,00 en € 1.121,00.
Zoals al eerder in dit proces-verbaal is vermeld, heeft verdachte [medeverdachte] in haar verklaring van 19 september 2008 aangegeven dat zij vanaf januari 2008 bij een bank werkt tegen een salaris van € 1.522,00 per maand. In de periode gelegen tussen 2004 en 2008 is verdachte [medeverdachte] zwanger geweest en heeft ze voor haar zoontje gezorgd.
Bank- en girorekeningen
De verdachten [verdachte] en [medeverdachte] hebben de volgende bank- en girorekeningen in gebruik:
• RABO [004] o.n.v. [verdachte]
• ANWB/VISA [005] o.n.v. [verdachte]
• ANWB/VISA [006] o.n.v. [verdachte]
• Postbank [007] o.n.v. [medeverdachte]
• Postbank [008] .o. nv. [A]
RABO o.n.v. [verdachte] :
In een excel-overzicht (bijlage A) zijn de mutaties op de rekening verwerkt en vergeleken met de afschriften, waarna per jaar het saldo werd bepaald.
Deze rekening wordt onder andere gebruikt voor de betaling van het hypotheekbedrag ad € 1.136,67 aan de ING-bank.
Opvallend zijn de vele opnamen via een geldautomaat en de contante stortingen op de rekening. Het komt voor dat er geld wordt gestort op rekening, waarna er weer wordt opgenomen via de geldautomaat.
Vanaf december 2003 vinden er nagenoeg maandelijks stortingen plaats van € 2.200,00, welk bedrag overeenkomt met het huurbedrag voor de kelder.
ANWB/VISA o.n.v. [verdachte] :
In een excel-overzicht (bijlage BO) zijn de mutaties op de rekening verwerkt en vergeleken met de afschriften, waarna tot het bepalen van het saldo is gekomen.
Indien in het overzicht wordt vermeld "betalingen" dan wordt hier bedoeld het aanzuiveren van het saldo door verdachte. Volgens informatie van ICS Card Services te Diemen is het saldo doorgaans aangezuiverd middels contante stortingen op de rekening (BOOG/FER/DOCI 8).
Niet bekend is of deze contante aanzuiveringen zijn gedaan met opnamen van de RABO-rekening via de geldautomaat. Voor sommige stortingen zou dan meerdere keren via de geldautomaat geld zijn opgenomen.
Als voorbeeld dient hier de stortingen op 08-08-2007 van twee maal € 990,00. Op de RABO-rekening van verdachte worden rond deze periode geen bedragen via de geldautomaat opgenomen; wel vinden in de periode eind juli tot half augustus een tweetal stortingen plaats van € 2.200,00 en € 2.100,00 op de RABO-rekening.
Postbank o.n.v. [medeverdachte]
In een excel-overzicht (bijlage C) zijn de mutaties op de rekening verwerkt en vergeleken met de afschriften, waarna tot het bepalen van het saldo is gekomen.
De rekening wordt door verdachte gebruikt voor het ontvangen van salaris en het doen van betalingen. Een storting van € 20.811,40 afkomstig uit een "divorce-settlement" en het doorstorten van € 17.000,00 op rekening van verdachte [verdachte] zijn zaken die opvallen. In mei en juni 2004 zijn er nog een tweetal contante stortingen te zien van respectievelijke € 5.000,00 en € 8.000,00; in de jaren er na zijn de stortingen op eigen rekening veel kleiner. De opnamen via de geldautomaat zijn de laatste jaren slechts zeer gering.
Postbank o.n.v. [A]
Deze rekening wordt verder in dit proces-verbaal aangehaald onder het hoofdstuk "boot".
Contante betalingen
In de bijlage is een excel-overzicht (bijlage D) opgenomen van contante betalingen c.q. contante stortingen op eigen rekening in de periode van 5 november 2003 tot en met 15 februari 2008. Dit overzicht is samengesteld aan de hand van inbeslaggenomen bescheiden. De stortingen op rekening van het zoontje van verdachten, [betrokkene 6] , zijn gecorrigeerd op het totaal, waarna een bedrag resteert van € 19.586,84. Dit bedrag is inclusief de stortingskosten die op het postkantoor moeten worden betaald.
Opvallend is de verhouding stortingskosten en het te betalen bedrag.
BOOT
Binnen deze paragraaf van het strafrechtelijk financieel onderzoek zijn een aantal zaken met betrekking tot de aanschaf en exploitatie van een boot relevant.
Op 2 februari 2007 vond bij Koch en Compaijen, notarissen te Utrecht de levering plaats van een registergoed tussen [betrokkene 7] , verkoper en [medeverdachte] , koper.
Het betrof een boot, genaamd Zwerver; een stalen motorchip met het brandmerk […] , een voormalige sleepboot gebouwd in 1923. De prijs voor de boot bedroeg € 11.000,00.
Door de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] is de aangeschafte boot in gebruik genomen als partyboot. Hiertoe is op 7 februari 2007 een Vennootschap onder firma geregistreerd bij de Kamer van Koophandel onder de naam [A] met als vennoten [verdachte] en [medeverdachte] . Als bedrijfsomschrijving is in het uittreksel van de Kamer van Koophandel vermeld: "feestbootverhuur annex sloepverhuur".
Tijdens de doorzoeking is de administratie van [A] in beslag genomen. Deze administratie is in het kader van het strafrechtelijk financieel onderzoek onderzocht waarbij de volgende zaken zijn opgevallen:
• De administratie van [A] is gevoerd in een tabellarisch kasboek waarbij ontvangsten/uitgaven zijn verantwoord met een splitsing van de B.T.W.
De registratie heeft plaats gevonden vanaf februari tot en met september 2007. Aan de hand van de inbeslaggenomen bescheiden is te volgen dat bonnen en facturen soms wel maar ook vaak niet worden verantwoord. Indien het laatste het geval is zullen deze ontvangsten c.q. uitgaven in de kasopstelling worden meegenomen.
• De inkomsten en uitgaven zijn in het tabellarisch kasboek niet getotaliseerd en saldi worden niet van maand tot maand doorgeboekt.
Indien het resultaat over de maanden februari tot en met september van [A] wordt berekend, resteert een overschot van € 4.318,54. Hierop dienen een aantal betalingen ten behoeve van [A] te worden gecorrigeerd (in de kasopstelling) waardoor in feite een negatief resultaat over de periode van verhuur van de boot ontstaat.
• Voor de financiële geldstroom is een bankrekening bij de Postbank in gebruik met het nummer [008] .
Afschriften van deze rekening zijn in beslag genomen maar voor de volledigheid zijn de afschriften eveneens via een vordering aan de Postbank opgevraagd.
Opvallend is te constateren dat deze rekening niet is gebruikt voor het afstorten van contante ontvangsten en het doen van betalingen.
Terug te vinden zijn restituties omzetbelasting en de contante opnamen van deze restituties via een geldautomaat alsmede rente- en administratiekosten aan de rekening verbonden.
• Kennelijk zijn betalingen voor [A] contant verricht; voor een deel mogelijk uit de contante ontvangsten. In een in de bijlage opgenomen excel overzicht (bijlage E) zijn de uitgaven verwerkt aan de hand van bonnen/kwitanties afkomstig uit de inbeslaggenomen bescheiden. Het totaal van de contante uitgaven bedraagt volgens dit overzicht € 28.840.75; dit bedrag is inclusief de aanschaf van de boot zelf. Hiermee was een bedrag gemoeid van € 11.000,00. Laatstgenoemd bedrag is noch terug te vinden op de privérekeningen van verdachten noch op de betaalrekening van [A] .
• Voor de ontvangsten van [A] kon alleen gebruik worden gemaakt van het tabellarisch kasboek dat werd gehanteerd. De ontvangsten wegens rondvaarten bedragen in totaal € 16.900,00 vanaf de maanden maart t/m september.
• De ontvangsten voor georganiseerde rondvaarten zijn niet te controleren; er zijn geen bonnen en/of kwitanties aangetroffen.
• Ook het aantal tochten is niet te controleren. In maart bijvoorbeeld zijn vier tochten in het kasboek verantwoord. Bij deze tochten zijn kennelijk geen drankjes verkocht, zoals dat wel is terug te vinden in de opvolgende maanden. Het feit dat er in maart tochten zijn georganiseerd is opvallend te noemen; maart is doorgaans een maand waarbij het nog zeer koud kan zijn op het water.
• Aan de boot wordt nog volop onderhoud gepleegd, terwijl er toch tochten worden georganiseerd. De vraag rijst of het onderhoud aan de boot en de organisatie van tochten samen konden gaan.
In de bijlagen (bijlage E en verder) zijn exploitatieoverzichten opgenomen, die door verbalisant in excel zijn vervaardigd aan de hand van de inbeslaggenomen bonnen/facturen en het tabellarisch kasboek. Het betreft zoals eerder is vermeld een overzicht van alle uitgaven aan de hand van de inbeslaggenomen bonnen/facturen, maandoverzichten aan de hand van het tabellarisch kasboek, een verzameloverzicht van de ontvangsten/uitgaven met daarin opgenomen het resultaat per maand en het cumulatieve resultaat, een resultaatberekening volgens het tabellarisch kasboek en een resultaatberekening volgens de ontvangsten in het tabellarisch kasboek en de uitgaven op basis van de inbeslaggenomen bonnen/facturen.
Het eindresultaat volgens deze berekening bedraagt over de maanden februari 2007 tot en met september 2007 bedraagt € 11.940,75 negatief.
[A] heeft over de genoemde periode een verlies gedraaid.
In de verhoren van verdachten van 11 juli 2008 ( [verdachte] ) en 19 september 2008 ( [medeverdachte] ) zijn diverse vragen gesteld met betrekking tot de boot en [A] in het bijzonder, waarop door verdachte [verdachte] niet is geantwoord en die door verdachte [medeverdachte] wel zijn beantwoord. Bij dit verbaal zijn de verhoren opgenomen onder BOOG/FERNEOOl en BOOG/FERNE002.
In haar verklaring gaf verdachte [medeverdachte] onder meer aan:
• dat [verdachte] (verdachte [verdachte] ) het idee had een boot te kopen en een bedrijf te beginnen
• zij daarin heeft geïnvesteerd
• het de bedoeling was de boot als partyboot te exploiteren
• [verdachte] de boot heeft gevonden, maar zij niet weet hoe
• de koopprijs van de boot ad € 11.000,00 haar bekend "zou" voorkomen
• de koopprijs contant is voldaan
• het geld was uit haar scheiding
• zij [A] samen wilden doen
• zij de boekhouding deed
• de bootverhuur een inkomstenbron moest zijn
• de clientèle meestal contant afrekenden en zij dat het liefst hadden
• de boot is verkocht omdat er geld nodig was
Het is verbalisant bekend dat verdachte [medeverdachte] op 27-04-04 een bedrag heeft overgeschreven van € 17.000.00 op rekening van verdachte [verdachte] . Dit geld was afkomstig van haar rekening waarop op 20-04-04 een bedrag van € 20.811.40 was gestort, zijnde de (vermoedelijke) (eind-)afwikkeling van haar scheiding (divorce settlement).
Op de rekening van verdachte [verdachte] ziet verbalisant dit bedrag binnenkomen op 27 april 2004, waarna er bedragen via de geldautomaat van maximaal € 1.500,00 in de maand april worden opgenomen en bedragen van maximaal € 250,00 worden opgenomen in de maand mei. Tevens zijn er mutaties (betalingen) waarvan in mei de grootte € 4.797,67 bedraagt. In geen geval is het door verdachte [medeverdachte] gestorte bedrag volledig opgenomen of in zijn totaliteit besteed.
Of verdachte [medeverdachte] voor dit divorce settlement nog bedragen in contanten heeft gehad uit haar scheiding, al dan niet voor of na de datum van 27-04-04, is niet bekend.
Het gevoerde kasboek van [A] is niet gebruikt zoals dit zou behoren. De gecorrigeerde kasinkomsten en kasuitgaven staan vermeld in de kasopstelling.
Andere legale inkomsten zijn niet bekend geworden. Hiervan is ook niets gebleken uit fiscale gegevens.
6.2
Doorzoeking woning [a-straat 1] te Utrecht
Op 5 maart 2008 startte om 08.00 uur in bovengenoemd pand een doorzoeking.
Een proces-verbaal van bevindingen inzake deze doorzoeking wordt bij dit verbaal gevoegd.
Tijdens de doorzoeking is het verbalisanten opgevallen dat er in de woning op de begane grond nog volop werd verbouwd waarbij er sprake is van een totale ingrijpende renovatie.
In diverse ruimten zijn administratieve bescheiden en een computer in beslag genomen. De administratieve bescheiden zijn gebruikt in dit strafrechtelijk financieel onderzoek en gaven veelal aanleiding via vorderingen informatie op te vragen. De relevante vorderingen processen-verbaal van bevindingen zijn vorenstaand in de overzichten opgenomen en genummerd BOOG/FER/AH-001 Um AH-035.
7. Samenvatting
Over de periode 1 augustus 2003 tot 4 december 2007 blijkt dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] voor een bedrag aan € 274.294,00 aan contante uitgaven hebben gedaan die niet te verklaren zijn uit de legale inkomsten van verdachten. Voor deze uitgaven moet derhalve een andere bron ter beschikking hebben gestaan.
De in het overzichtsproces-verbaal gerelateerde feiten zijn, voor zover het bevindingen of conclusies van verbalisanten betreft, door het hof gecontroleerd en juist bevonden aan de hand van de onderliggende stukken en getoetst aan datzelfde materiaal."
2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof leidt in het bijzonder uit de volgende feiten en omstandigheden af dat verdachte als medepleger betrokken was bij de hennepkwekerij.
- De politie heeft op 4 december 2007 een hennepkwekerij aangetroffen in de kelder van het woonhuis aan de [a-straat 1] te Utrecht. In de kelder waren drie afzonderlijke ruimten, die met elkaar in verbinding stonden. De kelder was enkel bereikbaar via een luik dat pal achter de voordeur gesitueerd was. Het openen en sluiten van het luik interfereerde met het gebruik van de voordeur. Dit pand is eigendom van verdachte [verdachte] , maar naast hemzelf ook bij de medeverdachte [medeverdachte] in gebruik. Volgens het GBA zijn sinds maart 2004 verdachte en medeverdachte (en sinds 30 september 2005 ook hun zoon) ingeschreven op het adres [a-straat 1] te Utrecht. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachten als "gewoon" gezin in de woning woonden en een gezamenlijke huishouding voerden.
- Voorts blijkt uit de vraagstelling in het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] op 4 december 2007 (dossierpagina 53) dat op het dakterras kennelijk een henneplucht te ruiken was.
- Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat zowel verdachte als zijn medeverdachte, ondanks hun geringe legale inkomsten, in de ten laste gelegde periode in staat waren grote contante stortingen en uitgaven te doen. Het kan niet anders dan dat beide verdachten andere bronnen van inkomsten tot hun beschikking hadden. Met betrekking tot de inkomsten uit de verhuur van de boot merkt het hof overigens op dat behalve uit het kasboek niets kan worden gecontroleerd met betrekking tot de uitgaven en inkomsten met betrekking tot de boot, omdat de rekening van het bedrijf niet werd gebruikt en geen kwitanties zijn aangetroffen.
In de optelsom van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vindt het hof de overtuiging dat verdachte samen zijn partner een hennepkwekerij had in de kelder van zijn woning.
Namens de verdachte is aangevoerd dat de kelder niet bij verdachte in gebruik was en dat deze werd verhuurd aan ene [betrokkene 8] . Van een kwekerij heeft verdachte nooit iets gemerkt.
Het hof verwerpt dit verweer. Het hof acht het hoogst onwaarschijnlijk dat verdachten niets zouden hebben gemerkt van een installatie van de toch vrij omvangrijke hennepkwekerij in de kelder in hun woning door deze Vermeer, als die zou hebben plaatsgevonden, en - mede gelet op de situatie rondom het luik en het openen en sluiten daarvan - van de activiteiten die in de kelder plaatsvonden, als die zouden hebben plaatsgevonden.
De verklaring van verdachten dat de woning was verhuurd aan een derde acht het hof ook overigens niet aannemelijk geworden. In het dossier zijn, ondanks onderzoek daarnaar, geen aanknopingspunten te vinden van het bestaan van de vermeende huurder genaamd [betrokkene 8] . De verklaringen van de ter zitting gehoorde getuigen leggen onvoldoende gewicht in de schaal.
Het hof acht het niet aannemelijk dat de contante stortingen betrekking zouden hebben op de huurinkomsten van de kelder. Verdachte deed die stortingen zelf, terwijl stortingen van bedragen in de orde en grootte als aangegeven ook al plaatsvonden voordat de huur beweerdelijk zou zijn ingegaan. Het hof hecht ook geen geloof en waarde aan het overgelegde huurcontract.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het hier niet om een kwekerij maar om een drogerij van hennep ging, leidt het hof uit de bewijsmiddelen, in geval van cassatie verder uit te werken, af dat niet enkel sprake is geweest van een drogerij.
Mede uit de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan bewezenverklaring van feit 1 leidt het hof voorts af dat het niet anders kan zijn dan dat de door verdachte en medeverdachte gedane uitgaven mede werden gefinancierd met geld afkomstig uit de hennepteelt. Door dit geld deels in porties op een bankrekening te storten voor "reguliere" uitgaven, werd de werkelijke herkomst van dit geld verhuld."
2.4.
Het Hof heeft het onder 1 bewezenverklaarde gekwalificeerd als het "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod" en het onder 3 bewezenverklaarde als het "medeplegen van witwassen".

3.Beoordeling van het tweede, het derde en het vierde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het vijfde middel

4.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het onder 3 bewezenverklaarde 'witwassen' oplevert.
4.2.
Het middel doet een beroep op recente rechtspraak van de Hoge Raad over in het bijzonder het verwerven of voorhanden hebben van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen. Die rechtspraak komt er - kort gezegd - op neer dat in zulke gevallen bepaaldelijk eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel dat sprake is van (schuld-)witwassen in die zin dat dan uit die motivering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Deze rechtsregels hebben slechts betrekking op het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf (vgl. HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090).
4.3.
Blijkens zijn overwegingen - en meer in het bijzonder blijkens de overweging: "Mede uit de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan bewezenverklaring van feit 1 leidt het hof voorts af dat het niet anders kan zijn dan dat de door verdachte en medeverdachte gedane uitgaven mede werden gefinancierd met geld afkomstig uit de hennepteelt. Door dit geld deels in porties op een bankrekening te storten voor "reguliere" uitgaven, werd de werkelijke herkomst van dit geld verhuld" - heeft het Hof deze rechtspraak op het onderhavige geval van toepassing geacht.
4.4.
Uit deze door het Hof gegeven motivering kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat ten aanzien van de door het Hof genoemde stortingen sprake is van gedragingen die ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen. Het enkele storten op eigen bankrekeningen (vgl. HR 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2913, NJ 2014/500) is daartoe onvoldoende, ook als dat - op de door het Hof genoemde, maar niet nader uitgewerkte wijze - "voor 'reguliere' uitgaven" gebeurt.
4.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van de strafbaarheid van het onder 3 bewezenverklaarde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 oktober 2015.