ECLI:NL:HR:2015:3091

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
15/03564
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van 26 juni 2015, nr. BK-14/01521, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/5400) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 7 augustus 2015 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 18 september 2015. Aangezien belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd en de op 9 oktober 2015 ingekomen brief als te laat is aangemerkt, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren C. Schaap als voorzitter, Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

16 oktober 2015
Nr. 15/03564
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 26 juni 2015, nr. BK‑14/01521, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/5400) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 7 augustus 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 18 september 2015.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden – de op 9 oktober 2015 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten –, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015.