Uitspraak
[vestigingsplaats].
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 december 2013, met nummer RK 12/2236. Het beroep is ingesteld door de klaagster, vertegenwoordigd door mr. R.W.J. Kerckhoffs, advocaat te Breda. De klaagster heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan de beschikking. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtspraak (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 13 oktober 2015 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting.