Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
13 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, Economische Kamer, dat op 24 juli 2013 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1961, heeft beroep ingesteld tegen dit arrest, waarbij mr. R.J. Baumgardt als advocaat optreedt. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De kern van de zaak betreft de klacht van de verdachte dat het Hof zonder uitdrukkelijke toestemming van de verdediging en de Advocaat-Generaal heeft afgezien van het horen van een niet verschenen getuige. Tijdens de terechtzitting op 16 januari 2013 had het Hof bevolen om deze getuige op te roepen, maar op de daaropvolgende zitting op 10 juli 2013 was de verdachte niet aanwezig en heeft het Hof kennelijk besloten om af te zien van de oproeping van de getuige. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, gelet op artikel 331, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, ook zonder toestemming van de verdachte deze beslissing kon nemen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 10.000,-, subsidiair 85 dagen hechtenis. De Hoge Raad vermindert de geldboete naar € 9.750,-, subsidiair 84 dagen hechtenis, waarvan € 5.000,-, subsidiair 60 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, en vernietigt de bestreden uitspraak enkel wat betreft de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis.