Uitspraak
namens
Stichting Behoud Industrieel Erfgoed
wonende te [woonplaats],
1.Het beklag
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beklag
3.Beslissing
13 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft klager, namens de Stichting Behoud Industrieel Erfgoed, in 2012 aangifte gedaan van onregelmatigheden bij de afwikkeling van een faillissement. Klager verzocht om vervolging van de curator en een voormalig bestuurder, maar de officier van justitie heeft dit verzoek niet ingewilligd. Het gerechtshof Den Haag heeft het beklag tegen deze beslissing op 16 juli 2013 afgewezen. Vervolgens heeft klager in oktober 2013 aangifte gedaan tegen een voormalig minister van Justitie en drie leden van het gerechtshof, wegens ambtsmisbruik. De officier van justitie heeft deze aangifte niet opgevolgd. In januari 2014 heeft klager opnieuw beklag gedaan over het niet vervolgen van de voormalig minister en de leden van het gerechtshof. Het hof verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, op basis van de Grondwet en de relevante wetgeving, de Hoge Raad niet bevoegd is om vervolging te bevelen tegen een voormalig minister van Justitie voor ambtsmisdrijven. Dit betekent dat het beklag kennelijk niet-ontvankelijk is. Ook voor de leden van het gerechtshof en de griffier geldt dat zij niet onder de bevoegdheid van de Hoge Raad vallen voor vervolging. De Hoge Raad heeft daarom besloten om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, en de oproeping van klager achterwege te laten. De beschikking is openbaar uitgesproken op 13 februari 2015.