In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 december 2014. Het Gerechtshof had eerder een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. AWB 12/4457) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2012 behandeld. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door mr. H. Sluiter, advocaat te Amsterdam, namens belanghebbende, en mr. A.G. Hendriks, advocaat te Rotterdam, namens het College.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.