Uitspraak
gevestigd te Rotterdam,
gevestigd te Oranjestad, Aruba,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen HDI-Gerling Verzekeringen N.V. en Kong Hing Supercenter N.V. De zaak betreft een geschil over de terugbetaling van een schadevergoeding die door de verzekeraar was betaald, nadat de aansprakelijkheid in appel was afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de aansprakelijkheid van Kong Hing in eerdere instanties was vastgesteld, maar in hoger beroep werd afgewezen.
HDI heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof van 15 juli 2014, waarin de aansprakelijkheid werd afgewezen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, onder verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van HDI niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep van HDI verworpen en HDI veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Kong Hing zijn begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het hof en onderstreept de noodzaak voor verzekeraars om duidelijkheid te hebben in hun polisvoorwaarden met betrekking tot aansprakelijkheid en schadevergoeding.