ECLI:NL:HR:2015:2901

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
15/03300
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep in cassatie was gericht tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000. Belanghebbende had echter in zijn beroepschrift niet de vereiste gronden van het beroep opgenomen, zoals voorgeschreven in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende per aangetekende brief op 23 juli 2015 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Deze brief is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het verzuim te corrigeren.

Gelet op het feit dat herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, met toepassing van artikel 6:6 Awb. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2015.

Uitspraak

2 oktober 2015
Nr. 15/03300
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 11 juni 2015, nrs. 13/00289 en 15/00435 tot en met 15/00452, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en over de jaren 1992 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting, alsmede de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boeten.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 23 juli 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2015.