Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevindt zich een voegingsformulier van de benadeelde partij [betrokkene 1] . Dit voegingsformulier houdt in:
"Voor [betrokkene 1] en haar familie zijn er onmenselijke stressreacties ontstaan na het overlijden van hun geliefde zoon, broer en vriend. Bij [betrokkene 1] uitten deze zich in de vorm van: depressiviteit, flauwtes, duizelingen, slecht slapen, concentratiestoornissen, vergeetachtigheid, verminderde eetlust, sterk verminderde levensvreugde, huilbuien en gevoelens van machteloosheid.
De shockschade is ontstaan door: het schokkende feit waarin het lichaam van [slachtoffer 2] werd aangetroffen zodat het sterk werd afgeraden door de politie om hem nog te zien, ruiken en te voelen. Ook de zeer schokkende confrontatie door politie met een foto van [slachtoffer 2] welke vernietigd zou worden, maar is verzuimd. Hierdoor raakte [betrokkene 1] letterlijk in een shocktoestand, waardoor zij totaal in een staat van apathie kwam en totaal lamgeslagen was. Deze combinatie van factoren maken dat er een dusdanige shock teweeg is gebracht met zeer zwaar psychisch leed. [betrokkene 1] staat tot op heden onder behandeling van een psychiater en psycholoog. Hiermee wordt aan de criteria om in aanmerking te komen voor shockschade voldaan.
Voor een verdere beschrijving wordt verwezen naar de schriftelijke slachtofferverklaring (SSV) en het spreekrecht waarvan nabestaanden gebruik maken.
Jurisprudentie/vergelijkbare uitspraken:
Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, LJN: AV8220, 23-004732-05 (bijlage 3).
Verdachte heeft het kostbaarste bezit, namelijk het leven, van het slachtoffer ontnomen. Verdachte heeft hierdoor onherstelbaar psychisch leed toegebracht aan de nabestaanden. Moeder heeft het slachtoffer niet gezien met het toegebrachte letsel, maar is wel geconfronteerd met een body-bag waarbij zij het geloof maar moest hebben dat het om haar zoon ging. Eveneens is zij in een later stadium geconfronteerd met een afschuwelijke foto die een grote schok bij haar teweeg heeft gebracht.
Dit leidt tot de conclusie dat de immateriële schade van benadeelde gezien de omstandigheden, de ernst en de psychische gevolgen in redelijkheid te stellen op ten minste € 5.000,00 en thans opeisbaar is."