Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
29 september 2015.
Hoge Raad
Op 29 september 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 2 september 2013 was gewezen. Het betreft de strafzaak met nummer 23/004763-11. De verdachte, geboren in 1970, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het eerder genomen arrest. De Advocaat-Generaal bij het Hof, A.J. Machielse, heeft in zijn schriftuur middelen van cassatie voorgesteld, welke aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen doel treffen. De gronden waarop deze beslissing is gebaseerd, zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest (ECLI:NL:HR:2015:2842). De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarmee het arrest van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.