Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
29 september 2015.
Hoge Raad
Op 29 september 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 14/03775. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 2 september 2013 was gewezen in de strafzaak met nummer 23/004742-11. De Advocaat-Generaal bij het Hof, A.J. Machielse, heeft in zijn schriftuur middelen van cassatie voorgesteld, welke aan het arrest zijn gehecht. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen doel treffen. De gronden voor deze beslissing zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest (ECLI:NL:HR:2015:2842). De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, wat betekent dat het arrest van het Gerechtshof in stand blijft. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de afwijzing van de ingediende cassatiemiddelen.