ECLI:NL:HR:2015:2824

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
14/05647
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een gemeenschappelijk aangekocht bedrijfspand en de belangenafweging in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verdeling van een gemeenschappelijk aangekocht bedrijfspand. De eiser, wonende in Zwitserland, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 juli 2014 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Leeuwarden en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De advocaat-generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij hij zich baseert op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigt en het cassatieberoep verwerpt.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, die de uitspraak heeft geleid, samen met de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en M.V. Polak.

Uitspraak

25 september 2015
Eerste Kamer
14/05647
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/17/104205/HA ZA 10-373 van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2010, 19 januari 2011, 11 mei 2011, 11 januari 2012, 11 april 2012, 6 juni 2012 en van de rechtbank Noord-Nederland van 6 februari 2013;
b. het arrest in de zaak 200.126.645/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juli 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 2 juli 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 25 september 2015.