Uitspraak
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
wonende te [woonplaats],
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verdeling van een gemeenschappelijk aangekocht bedrijfspand. De eiser, wonende in Zwitserland, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 juli 2014 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Leeuwarden en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De advocaat-generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij hij zich baseert op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigt en het cassatieberoep verwerpt.
In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, die de uitspraak heeft geleid, samen met de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en M.V. Polak.