In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de commanditaire vennootschap [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 maart 2015. De zaak betreft verzoeken om vergoeding van kosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van bezwaren. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.