ECLI:NL:HR:2015:270

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
14/01681
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek en profijtontneming in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De Hoge Raad behandelt het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak, dat door de raadsman van de betrokkene was ingediend. De betrokkene was niet verschenen op de zitting, omdat hij zich in een noodsituatie bevond waarbij hij zijn zus moest bijstaan die door haar ex-man was mishandeld. De raadsman verzocht om de zaak aan te houden, zodat de betrokkene aanwezig kon zijn en aanvullende stukken kon overleggen. Het Hof wees dit verzoek af, omdat het niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de betrokkene gebruik wilde maken van zijn aanwezigheidsrecht.

De Hoge Raad herhaalt in zijn overwegingen de eerder vastgestelde jurisprudentie over de belangenafweging die de rechter moet maken bij een verzoek tot aanhouding. De Hoge Raad concludeert dat de door het Hof genoemde grond voor de afwijzing van het verzoek niet kan standhouden, gezien de omstandigheden die door de raadsman zijn aangevoerd. De Hoge Raad oordeelt dat het belang van de betrokkene bij het uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht zwaarder weegt dan de belangen van een spoedige berechting en een goede organisatie van de rechtspleging.

Uiteindelijk vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. Dit arrest is gewezen op 10 februari 2015.

Uitspraak

10 februari 2015
Strafkamer
nr. 14/01681 P
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2014, nummer 21/000270-14, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de betrokkene aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:
"De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik verzoek om de zaak vandaag aan te houden. Ik werd gebeld door cliënt dat zijn zus door haar ex-man zwaar is mishandeld. Hij zit nu bij haar. Hij kan absoluut niet weg daar maar hij wil graag bij de behandeling van zijn zaak zijn. Hij zou ook nog wat stukken meenemen met betrekking tot zijn financiële positie. Primair verzoek ik om aanhouding. Subsidiair ben ik gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
(...)
Na beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat veroordeelde geen (de Hoge Raad begrijpt: wel) gebruik wil maken van zijn aanwezigheidsrecht. Om hem moverende redenen is hij afwezig. Het verzoek tot aanhouding zal dan ook worden afgewezen."
2.3.
Bij de beslissing op een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak dient de rechter een afweging te maken tussen alle daarbij betrokken belangen, waaronder het belang van de betrokkene bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht, het belang dat niet alleen de betrokkene maar ook de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging (vgl. HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1314, NJ 1999/294).
2.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld en in aanmerking genomen hetgeen door de raadsman aan het verzoek tot aanhouding ten grondslag is gelegd, kan de door het Hof genoemde grond de afwijzing van het verzoek niet dragen.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 februari 2015.