ECLI:NL:HR:2015:2634

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
14/00665
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van kennelijke misslag bij berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1960, in cassatie is gegaan tegen de uitspraak van het Hof van 22 januari 2014. De advocaat van de betrokkene, mr. F.P. Slewe, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat is gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en de opgelegde betalingsverplichting.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel een kennelijke misslag heeft gemaakt. Het totaal van de onder de post "Andere uitgaven" weergegeven bedragen was ten onrechte vastgesteld op fl. 1.658.021,78 in plaats van fl. 1.495.051,69. Na correctie van deze misslag is het totale bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op fl. 1.824.766,21, omgerekend € 828.042,69. De Hoge Raad heeft ook opgemerkt dat er een bedrag van € 15.000,- in mindering moet worden gebracht wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat leidt tot een verplichting tot betaling aan de Staat van € 813.000,-.

De Hoge Raad benadrukt dat een kennelijke misslag als deze zich bij uitstek leent voor herstel door het Hof zelf, omdat het gaat om een onmiddellijk kenbare fout. Dit herstel verdient de voorkeur, omdat het zorgt voor duidelijkheid omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting, en de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 813.000,-.

Uitspraak

15 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/00665 P
EC/ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2014, nummer 23/004456-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en van de opgelegde betalingsverplichting en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof als gevolg van een misslag het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel onjuist heeft berekend.
2.2.
Het middel is terecht voorgesteld. Het Hof heeft bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als gevolg van een kennelijke misslag het totaal van de onder de post "Andere uitgaven" weergegeven bedragen vastgesteld op een bedrag van fl. 1.658.021,78 in plaats van fl. 1.495.051,69, zodat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat te hoog is vastgesteld. Na correctie van deze misslag leidt de totaaltelling van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van fl. 1.824.766,21 (omgerekend € 828.042,69). Blijkens de bestreden uitspraak dient op dit bedrag € 15.000,- in mindering te worden gebracht wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit leidt tot een totaaltelling van afgerond € 813.000,-.
De Hoge Raad zal de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre verbeteren.
2.3.
Opmerking verdient het volgende. Een kennelijke misslag als de onderhavige leent zich bij uitstek voor herstel door het Hof zelf. Het gaat immers om een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arresten van 6 juli 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BJ7243, NJ 2012/248) en 12 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490). Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig - en op kortere termijn - duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting;
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 828.042,69;
legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 813.000,-;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 september 2015.