Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
8 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 5 februari 2014, met nummer 23/005030-12. De verdachte, geboren in 1953, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Kuijper, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouwe schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 8 september 2015 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.