Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
8 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of het recht van de verdachte op aanwezigheid tijdens zijn strafzaak is geschonden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onaanvaardbaar heeft ingegrepen in dit recht door een getuige te horen zonder de verdachte aanwezig te laten zijn. De verdachte was op het moment van de zitting in België gedetineerd, en de raadsvrouw had voldoende gelegenheid om de verdediging te voeren. De beslissing van het Hof om de getuige te horen zonder de verdachte was niet onbegrijpelijk en was toereikend gemotiveerd.
Daarnaast wordt in deze zaak een falende bewijsklacht behandeld met betrekking tot opzetheling. De verdachte had op 8 mei 2013 een kentekenplaat in zijn bezit, waarvan bewezen is dat deze door misdrijf verkregen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de kentekenplaat gestolen was, gezien zijn gedrag en de omstandigheden waaronder de kentekenplaat werd aangetroffen. De Hoge Raad bevestigt dat de bewijsvoering van het Hof voldoende is en dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het voorhanden krijgen van de kentekenplaat.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte en bevestigt de eerdere uitspraken van het Hof en de rechtbank. De uitspraak is gedaan op 8 september 2015.