ECLI:NL:RBDHA:2018:16490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
09/767047-13 en 09/837063-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faciliteren van mensenhandel en valsheid in geschrifte door verdachte in Den Haag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 november 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 3 juli 1976, die zich schuldig heeft gemaakt aan het faciliteren van mensenhandel en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft gedurende een periode van vier jaar woningen en GBA-adressen geregeld voor mensenhandelaren en hun slachtoffers, waarbij hij betrokken was bij de verhuur van zeven panden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van Hongaarse vrouwen die in de prostitutie werkten. De verdachte incasseerde huurbetalingen die afkomstig waren van de verdiensten van deze vrouwen, terwijl hij wist dat zij uitgebuit werden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan valsheid in geschrifte, waarbij hij valse facturen heeft opgemaakt en voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte een gevangenisstraf opgelegd, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/767047-13 en 09/837063-15
Datum uitspraak: 13 november 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren op 3 juli 1976 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 28 mei 2014, 18 augustus 2014, 10 juni 2015 (steeds pro forma) en op de terechtzittingen van 2 juli 2018, 5 juli 2018 en 17 juli 2018 (de inhoudelijke behandeling) en 30 oktober 2018 (sluiting van het onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.M. van der Kallen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. J.P. Plasman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging van dagvaarding I ter terechtzitting van 10 juni 2015 en na wijziging van de tenlastelegging van dagvaarding II ter terechtzitting van 2 juli 2018 - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I, parketnummer 09/767047-13
hij op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 18 februari 2014 te Den Haag en of Rijswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting (in de prostitutie) van (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of R. [medeverdachte] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of een of meer andere (Hongaarse) vrouw(en) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) voor die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of R. [medeverdachte] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of een of meer andere (Hongaarse) vrouw(en) en/of voor de mensenhandela(a)r(en), althans verdachte(n) van mensenhandel [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer andere mensenhandela(a)r(en), althans verdachte(n) van mensenhandel, (meermalen) woonruimte en/of GBA-adres(sen) geregeld, te weten (voor) de woning(en) gelegen op/aan de [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of ’ [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of [Woonruimte slachtoffers] en/of een of meer andere woning(en) en hier een (geldelijke) vergoeding voor ontvangen, althans voordeel uit getrokken;
Dagvaarding II, parketnummer 09/837063-15
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 december 2012 t/m 27 januari 2014 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- meerdere, althans 1, fact(u)r(en) (zie [factuurnummers] en [factuurnummers] met bijbehorende bijlagen) en/of
- een uitzendovereenkomst (zie [factuurnummers] met bijbehorende bijlagen)
elk zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of laten opmaken/vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid -
- In dat/die factu(u)r(en) opgenomen/vermeld en/of laten opnemen/vermelden dat [betrokkenen] en/of [betrokkenen] en/of [betrokkenen] en/of [betrokkenen] en/of een of meer anderen een aantal uren en/of meer uren dan de daadwerkelijk gewerkte uren heeft/hebben gewerkt en/of
- In voornoemde uitzendovereenkomst opgenomen/vermeld en/of laten opnemen/vermelden dat [betrokkenen] in dienst treedt bij [bedrijf] met ingang van 1 december 2012, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 26 september 2013 t/m 27 januari 2014 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- meerdere, althans 1, fact(u)r(en) (zie [factuurnummers] en [factuurnummers] met bijbehorende bijlagen) elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd zijn voor zodanig gebruik, bestaande dat voorhanden hebben hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk voornoemde factu(u)r(en) en/of manurensta(a)t(en) heeft/hebben verwerkt/opgenomen en/of doen verwerken/opnemen (in de administratie van [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of [bedrijf] ) en bestaande die valsheid hierin dat -zakelijk weergegeven - daarop (telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid is vermeld dat - zakelijk weergegeven - de op dat/die factu(u)r(en) vermelde uren (volledig) door de op die factu(u)r(en) genoemde perso(o)n(en) zijn gewerkt in de periode waarop dat/die betreffende geschrift(en) betrekking had/hadden en/of [bedrijf] de werkgever was van voornoemde perso(o)n(en).

3.Geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat dagvaarding I voor wat betreft de zinnen “elders in Nederland”, “een of meer andere (Hongaarse) vrouw(en)”, “een of meer andere mensenhandela(a)r(en), althans verdachte(n) van mensenhandel” en “een of meer andere woning(en)” onvoldoende bepaald is en daarmee partieel nietig. Ook ten aanzien van dagvaarding II heeft de raadsman partiële nietigheid bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat deze dagvaarding, met uitzondering van het gedeelte dat ziet op de uitzendovereenkomst, onvoldoende is geconcretiseerd. Het is onduidelijk op welke facturen de verdenking precies ziet, aldus de raadsman.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van dagvaarding II op het standpunt gesteld dat het voor de verdachte voldoende duidelijk is wat hem wordt verweten. In de tenlastelegging zijn verwijzingen naar de desbetreffende ambtshandelingen (en daarmee de vindplaatsen in het proces-verbaal) opgenomen en ook zijn de namen van de personen om wie het gaat, expliciet genoemd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Dagvaarding I
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de door hem aangehaalde zinsdelen te weinig specifiek zijn en derhalve niet voldoen aan de daaraan gestelde eisen als bepaald in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank de dagvaarding op deze onderdelen partieel nietig zal verklaren.
Dagvaarding II
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, nu in de tenlastelegging de specifieke vindplaatsen van de bedoelde facturen zijn opgenomen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding voldoende concreet is. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
De dagvaarding is geldig.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De opsporingonderzoeken ‘ [naam onderzoek] ’ en ‘ [naam onderzoek] ’ (gestart in respectievelijk januari 2011 en maart 2013) naar internationale mensenhandel, waren gericht op (een groep) verdachten en slachtoffers met de Hongaarse nationaliteit. De vrouwen werden onder valse voorwendselen in Hongarije geworven en naar Nederland gebracht, om hier vervolgens gedwongen in de raamprostitutie te werken. Het geld dat zij daarmee verdienden, moesten zij afstaan aan de verdachten. De verdachten zijn inmiddels in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld wegens mensenhandel en – in de [naam onderzoek] – wegens deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van mensenhandel.
Uit informatie binnen de voornoemde mensenhandelonderzoeken kwam naar voren dat de groep mensenhandelaren steeds van dezelfde faciliteerders gebruik maakte voor het regelen van woningen en GBA-adressen, te weten: de verdachten [medeverdachte] en [verdachte 1] (hierna: de verdachte). Om die reden is op 10 januari 2013 het onderzoek ‘ [naam onderzoek] ’ gestart. Uit dit onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het faciliteren van mensenhandel en hier voordeel uit heeft getrokken (dagvaarding I).
In de loop van het onderzoek ‘ [naam onderzoek] ’ zijn ook aanwijzingen naar voren gekomen dat de verdachte, al dan niet als feitelijk leidinggevende van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) zich bezig hield met gefingeerde dienstverbanden en andere fraude op het gebied van werk en inkomen (dagvaarding II).
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Dagvaarding I
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Zij heeft op basis van alle in haar schriftelijk requisitoir opgenomen verklaringen geconcludeerd dat de verdachte zich bewust was van de uitbuiting van de Hongaarse prostituees of in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze vrouwen werden uitgebuit. Verder was de verdachte zich ervan bewust dat de huur werd voldaan uit het prostitutiewerk van deze vrouwen. Hij heeft daarmee welbewust voordeel getrokken uit de uitbuiting. Voor het meer dan incidenteel samenwerken met een medeverdachte bevat het dossier onvoldoende bewijs zodat de officier van justitie medeplegen niet bewezen acht.
Dagvaarding II
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de cumulatief en alternatief ten laste gelegde feiten. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier volgt dat de verdachte, als feitelijk leidinggevende van [bedrijf] , meerdere facturen en een arbeidsovereenkomst vals op heeft laten maken en deze valse facturen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft hierbij nauw en bewust samen gewerkt met de boekhoudster van [bedrijf] , zodat hij is aan te merken als medepleger.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Dagvaarding I
De verdediging heeft tot vrijspraak geconcludeerd. Hiertoe is aangevoerd dat er geen sprake is geweest van voordeel trekken. De verdachte regelde weliswaar woningen voor de Hongaarse prostituees, maar hij kreeg daar slechts een beperkt bedrag aan provisie voor. Voorts is aangevoerd dat het bewijs dat het geld dat voor de huur werd betaald, afkomstig was uit de prostitutie, mager is. Verder is aangevoerd dat de verdachte er geen zicht op had dat sprake was van uitbuiting. De verklaringen van de vrouwen en pooiers, met name die van [medeverdachte] , moeten in dit kader met een korreltje zout genomen worden. Ten slotte is er geen sprake geweest van opzet bij de verdachte, ook niet in de voorwaardelijke zin. De omstandigheden die de officier van justitie daartoe aanvoert, zijn in dit verband onvoldoende.
Dagvaarding II
Ten aanzien van dagvaarding II heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, met uitzondering van de factuur op naam van [betrokkenen] , vrijspraak dient te volgen, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Op de specifieke verweren van de raadsman zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van dagvaarding I
In deze zaak wordt de verdachte verweten dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit uitbuiting in de prostitutiebranche. Dit handelen is strafbaar gesteld op grond van artikel 273f, eerste lid,
sub 6Sr. De Hoge Raad heeft beslist dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als op de uitbuiting van een ander. [1] Het gaat daarbij niet om opzet in de betekenis van de algemene vorm van opzet waarbij de voordeeltrekker de uitbuitingssituatie heeft gewild en daartoe zelf actief het initiatief heeft genomen, maar om opzet in de betekenis van de bijzondere opzetvorm ‘wetende dat’. Daaronder valt zowel het weten (opzet), als de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat sprake is van uitbuiting (voorwaardelijk opzet). De voordeeltrekker kan, maar hoeft niet een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd.
Voor een veroordeling voor dit feit is dus vereist dat het opzet van de verdachte, behalve op het voordeel trekken, ook (al dan niet in voorwaardelijke zin) gericht was op de uitbuiting van een ander. Dat betekent dat de rechtbank de volgende vier vragen zal moeten beantwoorden:
1) Is sprake geweest van een uitbuitingssituatie?
2) Op welke wijze is verdachte betrokken geweest bij de uitbuitingssituatie?
3) Wist de verdachte dat sprake was van een uitbuitingssituatie of heeft hij de aanmerkelijke kans daarop aanvaard?
4) Heeft hij opzettelijk voordeel getrokken uit die uitbuitingssituatie?
4.4.1) Is sprake geweest van een uitbuitingssituatie?
Met betrekking tot deze vraag kan de rechtbank kort zijn.
De Hongaarse verdachten uit de onderzoeken [naam onderzoek] en [naam onderzoek] zijn in eerste aanleg veroordeeld voor mensenhandel. In hoger beroep zijn deze veroordelingen voor wat betreft de bewezenverklaring in stand gebleven. Het gaat daarbij om de volgende verdachten en – voor zover in deze strafzaak van belang – de volgende slachtoffers:
- [medeverdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden wegens het uitbuiten van (onder meer) [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] ;
- [medeverdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar wegens het uitbuiten van (onder meer) [slachtoffers] , [slachtoffers] en Alexandra [slachtoffers] ;
- [medeverdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden wegens het uitbuiten van (onder meer) [slachtoffers] en [slachtoffers] ;
- [medeverdachte] Gyula Karsai is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar en 6 maanden wegens het uitbuiten van (onder meer) [slachtoffers] en [slachtoffers] ;
- [medeverdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 332 dagen wegens het uitbuiten van (onder meer) [slachtoffers] en [slachtoffers] ;
- [medeverdachte] Zoltan Gyöngyösi is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en 6 maanden wegens het uitbuiten van (onder meer) [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] ; [2]
- [medeverdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden wegens het uitbuiten van (onder meer) [slachtoffers] en [slachtoffers] . [3]
Zoals ook ter zitting is besproken, gaat de rechtbank er van uit dat al deze – ook in de tenlastelegging van de verdachte genoemde – vrouwen het slachtoffer zijn geweest van mensenhandel door de hiervoor genoemde daders en dat ten aanzien van hen sprake is geweest van uitbuiting. De bewezenverklaarde periode is per slachtoffer verschillend, maar valt binnen de periode van januari 2010 tot en met mei 2013.
De rechtbank neemt dit alles als uitgangspunt voor de verdere beoordeling.
4.4.2) Op welke wijze is de verdachte betrokken geweest bij de uitbuitingssituatie?
De verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij de verhuur van woningen aan de mensenhandelaren en hun slachtoffers. Concreet gaat het hierbij om 10 adressen die hierna één voor één aan de orde zullen komen. Een overzicht van de bewijsmiddelen waarop de rechtbank de navolgende overwegingen baseert, is als bijlage I achter dit vonnis gehecht.
1. [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag
[slachtoffers] heeft verklaard dat zij in deze woning heeft gewoond met (onder andere) [medeverdachte] . Volgens [medeverdachte] heeft hij daar gewoond samen met [medeverdachte] en [slachtoffers] . Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat hij daar gewoond heeft. Verder heeft [slachtoffers] verklaard dat zij dit het pand herkent als het pand waar zij met [medeverdachte] en andere meiden heeft gewoond. [medeverdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffers] noemen de verdachte ( [verdachte 1] ) als degene van wie zij de woning huurden. Volgens de verdachte zelf woonden [medeverdachte] en [medeverdachte] (= [medeverdachte] ) daar en heeft hij geld voor de huur van het pand van de meisjes in ontvangst genomen voor de eigenaar.
2. ’ ’ [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag
Volgens [slachtoffers] is dit het eerste adres in Den Haag waar zij heeft gewoond en dit was samen met onder meer [medeverdachte] en [slachtoffers] . [slachtoffers] heeft verklaard dat zij in deze woning heeft gewoond, samen met [medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] . Ook [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] geven aan dat zij daar gewoond hebben. Volgens [slachtoffers] werd de woning gehuurd van de verdachte ( [verdachte 1] ) en ook [medeverdachte] heeft verklaard dat deze woning via de verdachte is gegaan. Ze betaalden de huur aan de verdachte. Zelf heeft de verdachte verklaard dat hij huurgelden heeft aangenomen om aan de eigenaar te geven.
3. [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag
[slachtoffers] heeft verklaard dat deze woning van de verdachte ( [verdachte 1] ) heeft gehuurd. [verdachte 1] verhuurde deze woning voor de eigenaar. De eerste maand heeft zij aan hem betaald en later aan de eigenaar. Ze heeft de woning gekregen op 25 november 2012. Eerst woonde zij daar alleen en later sliep [medeverdachte] daar ook. Volgens [medeverdachte] heeft hij daar inderdaad samen met [slachtoffers] gewoond. Op 10 april 2013 bleek bij een controle dat [slachtoffers] daar woonde. Deze verklaarde dat hij de woning via een vriend had geregeld. Volgens de verdachte is [slachtoffers] een collega van hem, maar deze woning zegt hem niets. [slachtoffers] heeft echter ook verklaard dat zij de woning in maart 2013 vrijwillig heeft verlaten en dat [verdachte 1] toen zei dat hij de woning aan iemand anders wilde verhuren. Nu vervolgens een bekende van de verdachte in de woning is aangetroffen, concludeert de rechtbank dat [verdachte 1] de “vriend” is waarover [slachtoffers] verklaard heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte ook bij de (ver)huur van deze woning actief betrokken is geweest.
4. [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag
[slachtoffers] en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat zij in deze woning hebben gewoond. Volgens [slachtoffers] huurde ze de woning van de verdachte en betaalde ze ook de huur aan hem. Uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat [slachtoffers] van 10 december 2012 tot 1 november 2013 op dit adres stond ingeschreven. [slachtoffers] heeft verklaard dat zij daar nooit heeft gewoond en dat de verdachte de inschrijving voor haar heeft geregeld. De verdachte heeft zelf verklaard dat het zou kunnen dat hij bij de verhuur van deze woning betrokken is geweest.
5. [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag
Volgens [medeverdachte] heeft hij 3 of 4 adressen van de verdachte gehuurd, waaronder de [Woonruimte slachtoffers] , een woning bij het politiebureau. Hij sprak met de verdachte een plek af waar hij de huur kon betalen of hij bracht het naar hem. Uit het dossier blijkt verder dat Imre Panyi (een alias van [medeverdachte] ) en [medeverdachte] op 8 april 2011 tegenover de politie aangeven dat ze bij [medeverdachte] op bezoek gaan, waarna ze aanbellen bij [Woonruimte slachtoffers] [huisnummer] . [medeverdachte] weet dat de verdachte in een flat boven het politiebureau een woning heeft. De verdachte zelf heeft ook hier verklaard dat het zou kunnen dat hij bij deze woning betrokken is geweest.
6. [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag
[slachtoffers] en [medeverdachte] hebben verklaard dat zij in deze woning hebben gewoond. De woning was gehuurd via [verdachte 1] en de huur werd aan hem betaald. Daarnaast bevat het dossier een sms-bericht van de verdachte aan [medeverdachte] waarin hij aangeeft dat de woning weer vrij is en mensen worden gezocht. Ook met betrekking tot deze woning heeft de verdachte verklaard dat het zou kunnen dat hij bij de huur ervan betrokken is geweest.
7. [Woonruimte slachtoffers] te Rijswijk
Alexandra [slachtoffers] heeft verklaard dat zij met onder andere [medeverdachte] en [medeverdachte] heeft verbleven op de [Woonruimte slachtoffers] . [medeverdachte] kwam aan de huizen via de verdachte ( [verdachte 1] ) en [medeverdachte] is daar een keer aangehouden. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] op 23 maart 2010 inderdaad is aangehouden in deze woning. [medeverdachte] zelf heeft verklaard dat hij daar met Alexandra [slachtoffers] heeft gewoond. De woning heeft hij eerst van [verdachte 1] gehuurd en daarna van de eigenaar. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat de woning werd gehuurd van de verdachte. De verdachte zelf heeft verklaard dat het kan dat hij bij deze woning betrokken is geweest en dat het kan dat hij de huur daar heeft opgehaald.
8. [Woonruimte slachtoffers]
[slachtoffers] heeft verklaard dat zij op [Woonruimte slachtoffers] heeft verbleven. Zij heeft op dit adres ook ingeschreven gestaan in de gemeentelijke basisadministratie. [verdachte 1] zou de woning en de inschrijving voor haar hebben geregeld. De verdachte heeft verklaard niets van de woning te weten. De rechtbank is van oordeel dat de enkele verklaring van [slachtoffers] over de betrokkenheid van de verdachte bij deze woning onvoldoende is voor een bewezenverklaring. De verdachte zal om die reden van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
9. [Woonruimte slachtoffers]
[slachtoffers] , [slachtoffers] , Josef [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben allen verklaard dat zij in deze woning hebben gewoond. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze woning van [verdachte 1] huurde. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de eigenaar (de rechtbank begrijpt: de eigenlijke huurder) van de woning, [betrokkene] , bij hem in de winkel was toen [medeverdachte] om een woning kwam vragen. De verdachte heeft vervolgens tegen [medeverdachte] gezegd dat hij de woning van [betrokkene] zou kunnen huren. [betrokkene] stond in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres en ook als hoofdbewoner van de woning vermeld in het kadaster. Daarnaast heeft [slachtoffers] verklaard dat zij de woning huurde van een man die werkzaam was bij een snackbar in de [bedrijfsadres] . Uit informatie uit het politiesysteem blijkt dat [betrokkene] werkzaam was bij supermarkt [bedrijf] in de [bedrijfsadres] . Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het goed mogelijk is dat de verdachte [medeverdachte] naar [betrokkene] heeft verwezen voor een woning. Van verdere betrokkenheid van de verdachte bij de woning is echter niet gebleken. Het feit dat [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de woning van [verdachte 1] huurde maakt dit niet anders, nu dit kan worden verklaard door het feit dat de verdachte als tussenpersoon heeft opgetreden. Daarnaast heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat de verdachte een vergoeding heeft gekregen voor de doorverwijzing. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
10. [Woonruimte slachtoffers]
[medeverdachte] en [slachtoffers] hebben beiden verklaard dat zij deze woning via [verdachte 1] van een Turkse man hebben gehuurd. Volgens [slachtoffers] kwam deze man, net als [verdachte 1] , de huur bij hen ophalen. Ook [slachtoffers] heeft verklaard dat de hoofdbewoner, een Turkse of Marokaanse man, de huur bij hen kwam ophalen. Blijkens het kadaster was [betrokkene] sinds 31 oktober 2011 eigenlijke huurder van de woning. In het dossier bevinden zich ook tapgesprekken tussen [betrokkene] en [betrokkene] . Daarnaast is bij de doorzoeking van de woning van [betrokkene] een sleutel van de [Woonruimte slachtoffers] aangetroffen. De verdachte heeft verklaard niets van deze woning te weten. De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte betrokken is geweest bij deze woning en zal hem dan ook van vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hiervoor weergegeven verklaringen dat de verdachte met betrekking tot deze bovengenoemde 7 adressen (1 t/m 7) woningen geregeld heeft, dat de vrouwen en hun pooiers er konden wonen en dat hij de door hen verschuldigde huur heeft geïncasseerd.
4.4.3) Wist de verdachte dat sprake was van een uitbuitingsituatie of heeft hij de aanmerkelijke kans daarop aanvaard?
Uit zijn eigen verklaring blijkt dat de verdachte wist dat de vrouwen voor wie hij een woning regelde werkzaam waren in de prostitutie. Hij kende hun pooiers. Hij wist ook, zo heeft hij verklaard, dat het geld voor de huur dat hij aan de [Woonruimte slachtoffers] ophaalde van de meisjes afkomstig was.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit laatste voor alle woningen waarbij de verdachte betrokken is geweest. Uit niets is immers gebleken dat de mannen eigen werk of inkomsten hadden. Dat betekent dat het geld voor de huur van de woningen steeds afkomstig was van de verdiensten van de vrouwen. In de vonnissen in de [naam onderzoek] zaken (zie hiervoor onder 4.4.1) is ook expliciet bewezen verklaard dat Alexandra [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] , alsmede [slachtoffers] en [slachtoffers] de huur moesten betalen voor [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] respectievelijk [medeverdachte] .
Uit de verklaringen van [slachtoffers] en Alexandra [slachtoffers] blijkt verder dat vaak van woning werd gewisseld. In een telefoongesprek met de verdachte wordt daarnaast aangegeven dat de mannen zich zorgen maakten toen de politie hun woning in de gaten hield. Van belang is verder dat geen van de meisjes en/of de pooiers stonden ingeschreven op de adressen waar zij op dat moment verbleven en dat de huur wekelijks contant aan de verdachte werd betaald.
Naar eigen zeggen heeft de verdachte in ieder geval gezien dat één van de meisjes blauwe plekken in haar gezicht had en verder heeft hij in de zomer blauwe plekken op de armen van meisjes gezien. Hij heeft hen gevraagd of zij gedwongen waren om te werken en waar het letsel vandaan kwam. Dat wilden de vrouwen niet zeggen en hij durfde het niet aan de pooiers te vragen want dan liep hij zelf mogelijk gevaar, aldus de verdachte. Ook heeft de verdachte wel eens stiekem € 100,- voor één van de vrouwen naar haar moeder overgemaakt. Stiekem, omdat haar pooier dit niet mocht weten.
Conclusie
De verdachte wist dat het bij de huurders van de panden ging om Hongaarse prostituees, hij kende hun pooiers en hij wist dat de huur wekelijks contant werd betaald met geld dat de vrouwen in de prostitutie hadden verdiend. Hij wist dat de groep vaak van woning wisselde en dat de vrouwen en de mannen niet stonden ingeschreven op het adres waar zij op dat moment verbleven. De verdachte is geconfronteerd met de bezorgdheid bij de mannen toen de politie de woning in de gaten hield, heeft letsel gezien bij de vrouwen – waar hij de pooiers niet over durfde te bevragen – en kon weten dat de vrouwen niet over hun eigen geld konden beschikken want hij heeft voor één van hen stiekem geld overgemaakt naar haar moeder. Door al deze aanwijzingen te negeren heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de vrouwen door hun pooiers werden uitgebuit.
4.4.4) Heeft de verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit die uitbuitingssituatie?
Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat elke vorm van inkomsten die iemand verkrijgt uit, of verkrijgt als gevolg van uitbuiting, strafbaar is omdat dit de uitbuiting mede in stand houdt. Dat geldt dus ook voor verdiensten die op zich zelf in een redelijke verhouding staan tot de diensten die daarvoor zijn geleverd. Dat betekent dat in beginsel ook het verkopen van condooms aan prostituees die het slachtoffer zijn van mensenhandel, onder omstandigheden daaronder zou kunnen vallen. De hoogte van de inkomsten is in dit verband niet relevant.
De verdachte heeft verklaard dat hij van het bemiddelen c.q. verhuren van woningen een beetje heeft geprofiteerd en er een beetje aan heeft verdiend. Op zichzelf is dat in de gegeven omstandigheden al voldoende voor een bewezenverklaring. Maar, zoals hiervoor al overwogen, de verdachte regelde niet alleen een woning, hij incasseerde ook de wekelijkse huur. Dat hij dat dan voor niets zou hebben gedaan, acht de rechtbank in het licht van de aard van verdachtes dienstverlening, niet aannemelijk. Zeker als in aanmerking genomen wordt dat uit de verklaringen blijkt dat regelmatig € 250,-- tot € 350,-- per week (wat neerkomt op € 1.000,-- tot € 1.400,-- per maand) betaald moest worden voor woningen die een beduidend lagere kale huurprijs hadden. Zo gold een kale huurprijs van € 367,49 (tot 16/4/2012) en € 412,75 per maand voor de woning aan de [Woonruimte slachtoffers] en een kale huurprijs van € 384,69 per maand voor de woning aan de ’s-Gravenzandenlaan 252. De rechtbank wordt in haar overtuiging dat de verdachte wel degelijk geld verdiend heeft aan zijn activiteiten, gesterkt door de verklaring van [slachtoffers] . Zij geeft aan dat de verdachte dit natuurlijk niet voor niks deed en dat hij regelmatig tegen haar pooier heeft gezegd “Ik moet dat geld ook betalen aan de hoofdhuurder en zoveel verdien ik er niet aan”. Het kan dan ook niet anders dan dat de verdachte door zijn activiteiten enig voordeel heeft behaald.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van de vrouwen.
4.4.5) Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van na te noemen vrouwen in de periode van van januari 2010 tot en met mei 2013.
Weliswaar bevat het dossier aanknopingspunten dat verdachte hierbij heeft samengewerkt met anderen maar dat lijkt incidenteel te zijn geweest en daarmee onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake is geweest van medeplegen. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van dagvaarding II
Facturen
Bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [bedrijf] , gelegen aan de [bedrijfsadres] 157 te Den Haag, is de administratie van het bedrijf in beslag genomen. Uit onderzoek naar de in beslag genomen manurenstaten en de bijbehorende facturen is gebleken dat deze van elkaar verschillen in de weken 38, 39, 40 en 41 van 2013. De namen van de medewerkers op de manurenstaten komen niet overeen met de namen op de bijbehorende facturen, terwijl het gewerkte aantal uren steeds (nagenoeg) gelijk is.
Ten aanzien van de factuur op naam van [betrokkenen] heeft de verdachte ter terechtzitting bekend dat dit een valse factuur betreft. De uren die op de factuur op naam van [betrokkenen] staan, zijn niet door deze persoon gewerkt maar door een ander. Dit komt overeen met de inhoud van het tapgesprek van 26 september 2013 tussen de verdachte en de boekhoudster, [betrokkene] , over [betrokkene] , een medewerker zonder BSN wiens uren niet kunnen worden geboekt. De verdachte heeft verklaard dat hij aan [betrokkene] heeft gevraagd de factuur – in strijd met de waarheid – op te maken en de gewerkte uren van [betrokkene] onder een andere naam te boeken.
Ten aanzien van de overige facturen heeft de verdachte verklaard dat werknemers in de tuinbouw aan het begin en aan het einde van de dag moeten in- en uitklokken. Dit doen zij door met een zogenaamde tagger op hun naam te klikken. Wanneer iemand nog niet op de lijst staat of wanneer zijn/haar tagger het niet doet, klokt hij/zij op een andere naam in en geeft vervolgens aan de verdachte door op wiens naam er die dag is gewerkt, zodat dit op de factuur kan worden gecorrigeerd. De namen van de medewerkers die op de factuur staan vermeld, hebben die uren ook daadwerkelijk gewerkt.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, gezien de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, niet zonder meer als onaannemelijk ter zijde kan worden geschoven. Het is naar het oordeel van de rechtbank goed mogelijk dat de door de verdachte geschetste werkwijze, waarbij medewerkers elkaars taggers gebruiken om in te kloken, in de praktijk wordt gebruikt. De rechtbank zal de verdachte om die reden van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Uitzendovereenkomst
In de administratie van [bedrijf] is een document aangetroffen dat lijkt op een concept uitzendovereenkomst tussen [bedrijf] en [betrokkenen] ( [factuurnummers] ). Het document is echter niet door [betrokkenen] ondertekend, waardoor er feitelijk geen overeenkomst tot stand is gekomen. Daarnaast heeft [betrokkenen] tegenover de politie verklaard niet bekend te zijn met het document en/of de inhoud daarvan. Zij zou in een andere functie dan de functie die genoemd is in de uitzendovereenkomst bij [bedrijf] werkzaam zijn geweest. Met betrekking tot die andere functie is een arbeidsovereenkomst gesloten tussen [bedrijf] en [betrokkenen] . Voorts overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet kan worden afgeleid waarvoor het document waarop `uitzendovereenkomst` is vermeld, als bewijs dient of heeft gediend. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat met betrekking tot de deze (concept) uitzendovereenkomst sprake is van valsheid in geschrift en zal de verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met een ander een factuur valselijk heeft opgemaakt (eerste cumulatief/alternatief) en deze valse factuur voorhanden heeft gehad (tweede cumulatief/alternatief). De rechtbank spreekt de verdachte van het overige deel van de tenlastelegging vrij.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Dagvaarding I, parketnummer 09/767047-13
hij op in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 mei 2013 te Den Haag en Rijswijk telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting (in de prostitutie) van een persoon genaamd [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en R. [medeverdachte] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] immers heeft verdachte voor die [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en R. [medeverdachte] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en voor de mensenhandelaren, [medeverdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte] en een verdachte van mensenhandel, [medeverdachte] , woonruimte en GBA-adressen geregeld, te weten (voor) de woning gelegen op/aan de [Woonruimte slachtoffers] en [Woonruimte slachtoffers] en ’ [Woonruimte slachtoffers] en [Woonruimte slachtoffers] en [Woonruimte slachtoffers] en [Woonruimte slachtoffers] en [Woonruimte slachtoffers] en hier een geldelijke vergoeding voor ontvangen.
Dagvaarding II, parketnummer 09/837063-15
hij in de periode 16 september 2013 tot en met 27 januari 2014 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, een factuur, zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader toen en daar valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - in die factuur opgenomen/vermeld dat [betrokkenen] een aantal uren heeft gewerkt zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
en
hij in de periode 16 september 2013 t/m 27 januari 2014 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, een factuur, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk voorhanden hebben gehad als ware dat geschrift echt en onvervalst, terwijl hij wist dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, bestaande dat voorhanden hebben hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader toen en daar opzettelijk voornoemde factuur hebben verwerkt/opgenomen in de administratie van [bedrijf] en bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - daarop opzettelijk in strijd met de waarheid is vermeld dat - zakelijk weergegeven - de op die factuur vermelde uren door de op die factuur genoemde persoon zijn gewerkt in de periode waarop dat betreffende geschrift betrekking had.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de richtlijn van het openbaar ministerie inzake mensenhandel. Als strafverminderende omstandigheid heeft zij rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij eventuele strafoplegging te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een werkstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van 4 jaar woningen en GBA-adressen geregeld voor mensenhandelaren en hun slachtoffers. De verdachte is in ieder geval betrokken geweest bij de verhuur van 7 panden. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de uitbuiting en de kwetsbare positie van de slachtoffers. Door de mensenhandelaren en hun slachtoffers buiten de officiële instanties om van woningen te voorzien, werden zij onttrokken aan het zicht van de autoriteiten, zoals de politie en de gemeente en daardoor kon de uitbuiting voortduren. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachte geen andere financiële vergoeding heeft ontvangen naast de
€ 50,- per pand waarover hijzelf heeft verklaard. De verdachte heeft veel tijd en moeite gestoken in het bemiddelen, onderhouden van contacten en ophalen van de huurgelden, en het kan niet anders dan dat hier een verdienmodel aan ten grondslag heeft gelegen. Daar komt bij dat betrokkenen hebben verklaard dat zij € 300,-- tot € 350,-- per week aan huur aan de verdachte betaalden, terwijl de kale huur beduidend lager was, namelijk tussen de € 300,-- en € 500,-- per maand. Dat verschil laat zich naar het oordeel van de rechtbank niet (alleen) verklaren door het enkele feit dat er voor korte periodes werd gehuurd. In ieder geval kan worden geconcludeerd dat de verdachte enig financieel voordeel heeft gehad, ten koste van de slachtoffers van de mensenhandel.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het vervalsen van een factuur en het voorhanden hebben van die valse factuur. Door aldus te handelen heeft de verdachte er aan bijgedragen dat een persoon, die daartoe niet gerechtigd was, betaalde werkzaamheden kon verrichten op de arbeidsmarkt, zonder dat dit op een juiste wijze is verantwoord.
De rechtbank stelt voorop dat mensenhandel en het voordeel trekken uit uitbuiting ernstige strafbare feiten zijn, waarmee inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een ander wordt gemaakt en de persoonlijke vrijheid van die ander ernstig wordt geschaad. De rol van de verdachte, als voordeeltrekker, is echter niet op één lijn te stellen met die van de feitelijke uitbuiter. Bij de strafoplegging zal de rechtbank dan ook rekening houden met de beperktere rol die de verdachte heeft gehad. Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij zich niet langer bezig houdt met de verhuur van panden en ter zitting inzicht in het kwalijke van zijn handelen heeft getoond.
Overschrijding redelijke termijn
In het arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad algemene uitgangspunten en regels geformuleerd over de inbreuk op het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn en het rechtsgevolg dat aan een vastgestelde inbreuk op dat recht dient te worden verbonden. Op grond van dit arrest beoordeelt de rechtbank of sprake is van overschrijding, in welke mate dat heeft plaatsgevonden en wat daarvan het gevolg moeten zijn.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende. De verdachte is op 18 februari 2014 in verzekering gesteld. Vervolgens heeft de zaak op 28 mei 2014 en 18 augustus 2014 pro forma op zitting gestaan. Na de tweede pro forma zitting heeft de rechter-commissaris op verzoek van de verdediging meerdere getuigen gehoord. Hierna heeft de zaak op 10 juni 2015 voor regie op zitting gestaan en is de tweede zaak (parketnummer 09/837063-15) gevoegd. In april 2016 zijn de verhoren door de rechter-commissaris afgerond. De zaak heeft vervolgens ruim 2 jaar onnodig stil gelegen bij de rechtbank, voordat de inhoudelijke behandeling op 2 juli 2018 is aangevangen en op 13 november 2018 met een eindvonnis is afgerond. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn in ernstige mate, te weten met ongeveer 2 jaar en 8 maanden, is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf te weten een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel op zijn plaats is. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank die straf echter matigen en deels omzetten naar een werkstraf.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 22c, 22d, 45, 57, 225 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/767047-13 en bij dagvaarding II met parketnummer 09/837063-15 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
mensenhandel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II eerste cumulatief/alternatief:
medeplegen van valsheid in geschrift;
ten aanzien van dagvaarding II tweede cumulatief/alternatief:
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een geldbedrag met een totale waarde van € 340,10.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.L.D. Timmermans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2018.
Bijlage I: Bewijsmiddelen
Bijlage I Bewijsmiddelen
Aanvulling als bedoeld in artikel 365a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende de bewijsmiddelen, behorende bij het vonnis van 13 november 2018 van de rechtbank Den Haag, ten name van de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op 3 juli 1976.
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:
Ten aanzien van dagvaarding I
Met betrekking tot r.o. 4.4.2
1.
[Woonruimte slachtoffers] te Den Haag
Een proces-verbaal met het nummer 2012015635, onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd:
a. als bijlage 5 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 25 september 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 8):
(…)
V: [Woonruimte slachtoffers] Den Haag?
A: Komt me bekend voor, maar ik weet niet meer waar dat ligt.
(…)
V: Met wie heb je daar gewoond?
A: [getuigen] , ik, [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] . Dat is het.
als bijlage 6 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 23 januari 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (blz 8):
(…)
O: Op 21 februari 2012, werd tijdens een observatie gezien dat jij, samen met [medeverdachte] en [slachtoffers] , perceel [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag, binnen gingen. Op 6 maart 2012, heeft er een controle plaatsgevonden in de [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag, daarbij bevond jij, je in die woning en [slachtoffers] . Op 27 november 20 12, werd [slachtoffers] gehoord. Tijdens dat verhoor, verklaarde zij, te hebben gewoond in de [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag samen met jouw.
V: Wat weet jij van deze woning?
A: Misschien weten jullie het beter. Ik heb wel op dat adres gewoond, volgens mij
(…)
V: Van wanneer tot wanneer heb jij op dat adres gewoond?
A: In 2012 maar ik weet het n iet precies. Jullie weten het misschien beter. Ik verbleef een week of maximaal 2 weken op dit adres.
V: Met hoeveel personen heb jij in deze woning gewoond?
A: Met [medeverdachte] met zijn vriendin, [slachtoffers] verbleef daar. Ik kan niet zeggen dat zij daar woonde. Zij ging daarna door naar haar vriend. [medeverdachte] zijn vriendin heet [slachtoffers] .
V: Wie betaalde de huur?
A: [medeverdachte] . Dit is [medeverdachte] .
als bijlage 7 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 22 januari 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (blz 4):
(…)
V: Je wijst op een papier naar de naam de [Woonruimte slachtoffers] . Daarbij zeg je daar heb ik gewoond.
Via wie huurde je die woning?
A: Via [verdachte 1] . Deze woning heb ik gekregen via een vriend die terug ging. Ik vond het een mooie
woning en ben daar gaan huren.
V: [medeverdachte] heeft daar ook gewoond.
A: Ja, dat klopt
.
als bijlage 11 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten (blz 2):
(…)
Wij hoorden dat [slachtoffers] ons vertelde dat de [Woonruimte slachtoffers] bij de Hobbemastraat lag . Zij wees ons
in de [Woonruimte slachtoffers] perceel 147 aan als haar de woning waar zij had gewoond.
als bijlage 12 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 28 augustus 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte (blz 5)
(…)
V: [Woonruimte slachtoffers] ?
A: Dat zegt mij niks. U legt uit dat het vanuit het Hobbemaplein is richting de Vaillantlaan en dan
links. Dat zou kunnen, dat huis was helemaal boven. [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben daar volgens mij met
z'n tweeen gewoond.
(…)
V: heb jij voor het pand [Woonruimte slachtoffers] geld gekregen?
A: Die meisjes kwamen dan geld achterlaten in de winkel, bij [bedrijf] , en die man kwam het dan later ophalen.

2.’ [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag

Een proces-verbaal met het nummer 2012015635, onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage 07/OPV met daarbij gevoegd:
a. als bijlage 3 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 24 september 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (blz 2,3):
(…)
V: Ik vraag je eerst even over het eerste adres, waar je nu niet van op de naam kan komen. Met
hoeveel woonde je daar?
A: Met [medeverdachte] , [betrokkenen] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en ik. Met z'n vijven woonden we daar.
V: Je hebt het steeds over [slachtoffers] , hoe heet zij nog meer?
A: [slachtoffers] .
V: En hoe heet [medeverdachte] nog meer?
A: [medeverdachte] .
(…)
V: Ik ga je nog meer vragen over dit adres. In de aangifte verklaarde je op de ' [Woonruimte slachtoffers]
hebt gewoond.
A: Ja dat herken ik.
(…)
V: Hoe zijn jullie aan die woning gekomen?
A: Ik weet niet hoe dat is gelukt. Toen ik aankwam was die woning er. Ik denk dat [medeverdachte] of een van
die andere pooiers het heeft geregeld.
V: Wie betaalde de huur?
A: Als [slachtoffers] of ik aan het werk waren dan ging ik met [slachtoffers] of met [medeverdachte] naar [getuigen] toe, we gaven aan hem het geld en [getuigen] betaalde de huur.
als bijlage 7 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 31 oktober 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 2):
(…)
V:Met wie woonde ja daar allemaal in die woningen?
A: (…)in de (…) ' [Woonruimte slachtoffers] woonde we met meerdere, namelijk met [medeverdachte] ,
[medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] en voor de rest alle meisjes, namelijk [slachtoffers] ,
[slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en de rest van de namen kan ik mij niet herinneren.
als bijlage 16 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 4 april 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 3):
(…)
V: Waar heb je allemaal in Nederland gewoond?
A: Ik kan niet herinneren dat ik in Nederland op twee adressen heb gewoond. Deze adressen waren allebei in de buurt van de straat.. Het laatste adres kan inderdaad wel de [Woonruimte slachtoffers] zijn geweest. Dat is het adres waar we verbleven toen [medeverdachte] en [medeverdachte] werden aangehouden. Dat andere adres kan ik mij niet meer herinneren. In de [Woonruimte slachtoffers] · woonde ik met Josef [medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] en nog een aantal meisjes waarvan ik niet alle
namen weet. Ook [slachtoffers] werkte daar.
(…)
V. Van wie was die woning.
(…).
V. Zou het [verdachte 1] kunnen zijn.
A. Ja, dat klopt inderdaad. Hij heet [verdachte 1] .
als bijlage 5 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 25 september 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 2):
(…)
V: Uit getuigenverhoren is naar voren gekomen dat je hebt verbleven op de adressen.
[Woonruimte slachtoffers] .
A: Ja.
V: Nummer [Woonruimte slachtoffers] .
A Dat weet ik niet, maar het komt me bekend voor.
(…)
V: Ik wil nu alle adressen een voor een met je langslopen. We beginnen met de [Woonruimte slachtoffers]
. Wie is de eigenaar/ verhuurder van deze woning?
A: Nooit ontmoet.
Trouwens als we het over woningen en [verdachte 1] gaat, dan wist ik nooit of ik woning van onszelf
betaalde of van een ander.
V: Kan je dat uitleggen?
A: In de woning waar wij woonden, belde [getuigen] op en zei dan, ga naar buiten want [verdachte 1] staat te
wachten. Want het geld moet gegeven worden aan [verdachte 1] . En toen ging ik naar de andere woning en daar werd ook gezegd, het geld moet aan [verdachte 1] betaald worden. Toen vroeg ik mij af: heeft [verdachte 1] zoveel woningen?
V: Dat gebeurde dan op dezelfde dag?
A: Wij woonden bijvoorbeeld een maand lang op een adres, dan moest ik het geld voor de huur betalen aan [verdachte 1] . Na een maand verhuisden we naar een andere woning en dan belde [getuigen] , ga naar buiten want [verdachte 1] staat te wachten.
(…)
V: Wie is [medeverdachte] ?
A: [medeverdachte]
als bijlage 8 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 22 januari 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte] (blz 4):
(…)
V: De [Woonruimte slachtoffers] ?
A: Ja, daar heb ik ook gewoond. Het nummer weet ik niet. Ik huurde dat via [verdachte 1] .
als bijlage 12 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 13 juni 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 4):
(...) Wij verhuisden regelmatig omdat [medeverdachte] bang was dat er politie aan de deur kwam en hij zou worden aangetroffen met zoveel meisjes in de woning. Wij hebben gewoond op de [Woonruimte slachtoffers] in het begin, verder hebben wij gewoond in de van [Woonruimte slachtoffers] , een zijstraat van de [Woonruimte slachtoffers] , de [Woonruimte slachtoffers] , de [Woonruimte slachtoffers] , de [Woonruimte slachtoffers] , de [Woonruimte slachtoffers] , de [Woonruimte slachtoffers] , de 's [Woonruimte slachtoffers] , Pieter [Woonruimte slachtoffers] .(...)
als bijlage 10 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 19 febuari 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte (blz 4, 5):
(…)
V: Wat moest u doen op de ' [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag?
A: Dat weet ik niet.
V: Wat kunt u over dit adres zeggen?
(…)
A: Dat was [getuigen] die eigenlijk dat huis huurde.
V: Wie woonden er naast [getuigen] nog meer op dit adres?
A: Dat weet ik niet.
(…)
V: [getuigen] huurde eigenlijk de woning aan de ' [Woonruimte slachtoffers] , verklaarde u. Hoe ging dit in zijn werk?
A: Zij stuurden altijd eerst de meisjes om te vragen want die spreken de talen. Achteraf kwam dan [getuigen] , die de huur kwam betalen.
(…)
V: Hoe zit dit?
A: Het enige geld dat ik ontving, ging over de huur als de makelaars op vakantie waren. Het was makkelijk. Ze kwamen de huur bij de winkel, supermarkt [bedrijf] betalen en soms kwamen de eigenaars de huur daar ophalen. Maar niet allemaal.
(…)
A: Zij, de meisjes gaven geld.

3.[Woonruimte slachtoffers] te Den Haag

Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd:
a. als bijlage 5 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 7 februari 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 5 ):
(…)
Het adres [Woonruimte slachtoffers] hebben we ook van [verdachte 1] gehuurd.
(…)
[Woonruimte slachtoffers] en de [Woonruimte slachtoffers] heb ik de hoofdhuurder gezien. Bij de laatste kwam hij langs omdat er wat gerepareerd moest worden. Het was een wat dikkere man.
V: Aan wie moest [verdachte 1] de huur overdragen?
A: Ik denk aan deze mensen, maar verder weet ik dat niet.
V: Wat verdiende [verdachte 1] zelf er aan?
A: 200 of 300 euro zeker per maand. [verdachte 1] deed het natuurlijk niet voor niks. [verdachte 1] heeft vaker tegen [slachtoffers] gezegd: ik moet dat geld ook betalen aan de hoofdhuurder en zoveel verdien ik er niet aan.
als bijlage 7 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 1 juli 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 2, 3, 4):
(…)
Ik woonde toen aan de [Woonruimte slachtoffers] in Den Haag. Deze woning huurde ik van
[verdachte 1] . Ik betaalde 750 euro voor de woning. Ik woonde daar eerst alleen, later sliep [medeverdachte] daar ook
(…)
V: Hoe heb jij [medeverdachte] leren kennen.
A: Ik heb Zoltan leren kennen bij [verdachte 1] op kantoor
(…)
Ik heb deze woning denk ik gekregen op 25 november 2012. Ik ben toen wel vaak naar huis geweest, en ik [verdachte 1] zei dat ik 200 euro minder mocht betalen
(…)
Op 28 februari 2013 ging ik naar huis. Ik heb die woning toen betaald, maar toen
heeft hij daar maar 5 dagen gewoond
(…)
A: ik heb de woning aan de [Woonruimte slachtoffers] niet betaald. [medeverdachte] werd aangehouden
voor 3-4 dagen. Daarna zei [verdachte 1] dat hij de woning aan iemand anders wilde verhuren,
omdat het een woning zonder borg was
als bijlage 6 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 3 december 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte] (blz 4)
(…)
Waar heb jij nog meer gewoond?
[Woonruimte slachtoffers] ; deze huurde ik niet zelf. Daar kwam ik wel vaak en ik sliep daar ook vaak. Deze woning werd gehuurd door [slachtoffers] , mijn vriendin. Voor zover ik het weet huurde zij deze woning via [verdachte 1] .
als bijlage 3 een geschrift te weten een mutatierapport d.d. 10 april 2013 waarin wordt vermeld, voor zover van belang:
(…)
Plaats voorval: [Woonruimte slachtoffers] (…) Den Haag
(…)
Op 10 april 2013 aan de bel gegaan n.a.v. een M-Melding.
Na meerdere malen bellen en kloppen deed er een man de deur open. Dit bleek later [slachtoffers] te zijn. Op onze vraag of wij even binnen mochten komen gaf [slachtoffers] aan dit geen probleem te vinden. [slachtoffers] verklaarde de woning sinds een week te bewonen en dit via een vriend te hebben geregeld. Hij wist te vertellen dat voor hem er een hongaarse dame in de woning had verbleven.
Het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 2 juli 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
[slachtoffers] is daar overleden. Hij is een collega van mij.

4.[Woonruimte slachtoffers] te Den Haag

Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd:
a. als bijlage 10 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 17 januari 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring [slachtoffers] (blz 3):
(…)
Vertel eens over de [Woonruimte slachtoffers] 252
.
Daar heb ik ook gewoond, samen met Zoltan. Deze woning huurden wij van [verdachte 1] , wij betaalden 900 euro huur exclusief g/w/1. Wij hebben hier gewoond in de laatste periode voordat [medeverdachte] werd aangehouden. Wij woonden hier ongeveer 4 maanden.
Dus als wij het goed begrijpen bedoel je dan begin 2013
?
Ja, dat klopt. Wij hadden voor deze woning geen huurcontract. [verdachte 1] kwam 1 keer per week langs om de huur te betalen. Ik was meestal degene die de huur overhandigde aan [verdachte 1] .
als bijlage 11een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 3 december 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (blz 3):
(…)
Waar heb je nog meer gewoond?
[Woonruimte slachtoffers] , daar heb ik dit jaar gewoond. Ik heb hier gewoond in de laatste maanden tot aan mijn aanhouding, ik ben in mei aangehouden
als bijlage 7 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 17 januari 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 6):
(…)
V: Ik heb hier staan dat je ook in de [Woonruimte slachtoffers] ingeschreven heb gestaan.
A: Ja dat klopt, dat is het adres waar ik ingeschreven heb gestaan, op nummer [Woonruimte slachtoffers] . Wat was dat dan met de [Woonruimte slachtoffers] ? Ik weet het niet meer.
[medeverdachte] woonde op de [Woonruimte slachtoffers] , daar heb je ook het speelplaatsje.
Ik heb daar niet gewoond, daarom kon ik ook nooit het adres onthouden.
De [Woonruimte slachtoffers] was via [verdachte 1] geregeld.
als bijlage 4 een geschrift van de Gemeente Den Haag-Inzage Kernregistratie waaruit blijkt dat [slachtoffers] , KI, geb.dat. [geboortedatum] vanaf 10 december 2012 tot 11 november 2013 heeft ingeschreven gestaan op het adres [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag.

5.[Woonruimte slachtoffers] te Den Haag

Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd
a. als bijlage 4 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2011, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring
van [medeverdachte] (blz 5,6):
(…)
O: In jouw verklaring van 09 maart 2013, te 14.48, blijkt dat je hebt gewoond [Woonruimte slachtoffers] te Den Haag, samen met anderen.
V: Wat kan je over dit adres vertellen?
A: In deze laan heb ik in twee verschillende woningen gewoond. Als ik het mij goed herinner was een van de twee van [verdachte 1] . Dit was de woning naast het politiebureau. Een nummer weet ik niet, dat ben ik vergeten
(…)
V: Met wie woonde jij in de [Woonruimte slachtoffers] naast het politiebureau?
A: Mijn vriendin [slachtoffers] en ik. Verder niemand anders.
V: Wat was de huur van deze woning?
A: Ik denk ook 300 euro per week.
V: Wie haalde de huur op?
A: [verdachte 1] .
V: Was het altijd [verdachte 1] ?
A: Ja, altijd.
V: Hoe ging dit in zijn werk?
A: De betaling en regeling van de woning was altijd zondags. Er was eerst telefonisch contact dan werd een ontmoetingsplaats afgesproken. Soms moest de huur ook naar de [bedrijfsadres] gebracht worden.
als bijlage 3 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2011, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van de verbalisanten (blz 1,2):
(…)
Op 8 april 2011 om 10.00 uur liepen wij, verbalisanten Ofwegen en Bijsterveldt, in burger gekleed aan de achterzijde van het Politie Bureau gelegen aan de [adres] te Den Haag, gaande in de richting van de [Woonruimte slachtoffers] . Bij de ingang van de flat direct gelegen naast het Politiebureau zagen wij, verbalisanten, 2 Oost Europees uitziende mannen staan die onze aandacht trokken.
Wij, verbalisanten, zagen dat door 1 van beide mannen ergens op het bellentableau van genoemde flat aanbelde. (…) Hierop sprak ik; verbalisant van Bijsterveldt de beide personen aan met de vraag "of de mannen het konden vinden''?
Hierop volgend hoorden wij, verbalisanten dat de mannen beide tegelijktijdig verklaarden dat zij langs gingen bij een vriend, te weten, [medeverdachte] . Deze zou verblijven op perceel [huisnummer] (…) zagen wij, verbalisanten, dat de mannen inderdaad aanbelden bij perceel [Woonruimte slachtoffers] .
Het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 2 juli 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik ben erbij betrokken geweest, ik weet niet meer hoe.

6.[Woonruimte slachtoffers] te Den Haag

Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd:
a. als bijlage 9 een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 januari 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 3):
(…)
Vertel eens over de [Woonruimte slachtoffers]
.
Daar heb ik ook gewoond, ik huurde deze woning van [verdachte 1] . Ik woonde daar samen met [medeverdachte] , ik kan mij niet meer herinneren wanneer wij deze woning huurden. Ik weet nog wel dat het winter was en dat het waarschijnlijk na de [Woonruimte slachtoffers] was. Wij betaalden circa 900 euro huur per maand, exclusief g/w/1. (…). Het geld van de huur werd opgehaald door [verdachte 1] . Ook van deze woning hadden wij geen huurcontract. Wij woonden hier ongeveer een half jaar.
als bijlage 10 een ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (blz 4):
(…)
We gaan door met het volgende adres waar jij hebt gewoond.
[Woonruimte slachtoffers] huisnummer weet ik niet. (…) Ik woonde daar met [slachtoffers] en met [medeverdachte] .
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen [Woonruimte slachtoffers] , Den Haag d.d. 15 april 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar waarin wordt vermeld (blz 5):
(…)
Tapgesprekken
:
Gespreksgegevens: [nummer tabgesprek]
Tijdstip : 01-10-13 16:30:45 In/uit: U
Met nummer : [mobiele nummer]
Tenaamstelling :
ONBEKEND,,,,,,,,,BARABLU,PRE-PAID,KPN,GSM-GPRS-UMTS,2013-05-27T06:00:05.0Z
Beller
Gebelde
Onderwerp [bestandsnaam] IS VRIJ HIJ ZOEKT MENSEN MOE
Luisteraar : [code]
Diskgegevens : [code]
Cellldfirst : [code]
[Woonruimte slachtoffers] is vrij hij zoekt mensen moet familie je weet die turkse jongen
Het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 2 juli 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Het zou kunnen dat ik bij deze woning betrokken ben geweest.

7.[Woonruimte slachtoffers] te Rijswijk

Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd:
a. als bijlage 8 een ambtsedig proces-verbaal verhoor aangifte [slachtoffers] , d.d. 8 juli 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 4,7,8):
(…)
V: Je zei daarnet dat je in een huis woon de met vrienden en ook meisjes. Wie waren dat?
A: (..) Het ene meisje was Brigitta Nagy. En [slachtoffers] .(…). Ik woon de met hun samen. En met [medeverdachte]
(…)
V: Weet je het adres waar jullie toen woonden?
A: [Woonruimte slachtoffers] . Het nummer weet ik niet [huisnummer] of [huisnummer] of [huisnummer] . [medeverdachte] is daar ook een keer aangehouden door het arrestatieteam,. [slachtoffers] werd toen ook meegenomen. [slachtoffers] en ik waren aan het werk.
(…)
V: over het wonen; je vertelde dat je vaak bent verhuisd. Weet je hoe [medeverdachte] aan die adressen kwam?
A: wat ik al zei, van [verdachte 1]
V: wie betaalde de huur aan [verdachte 1]
A: Wij verdienden het geld en zij betaalden. (…) wekelijks moesten we 4 a 500 euro betalen
als bijlage 11 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 23 januari 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (blz 7)
(…)
O: Op 8 juli 2013, te 10.15 uur heeft [slachtoffers] verklaard dat zij gewoond heeft op de [Woonruimte slachtoffers] [huisnummer] , [huisnummer] of [huisnummer] te Rijswijk
(…)
V: Met wie woonde je daar?
A: Met mijn vriendin [slachtoffers] . Eigenlijk mijn ex-vriendin. Het is al 2 jaar geleden en zij heeft allemaal leugens verteld aan het politiebureau over mij.
V: van wie huurde je deze woning?
A: De eerste keer van [verdachte 1] , daarna kwam die oudere man. Bij [verdachte 1] moesten wij 300 euro per week betalen. Wij moesten bij de oude man 1000 euro per maand betalen. De oude man zei ook dat wij ons konden laten inschrijven op dit adres en een huurcontract konden krijgen.
V: Wat was het nummer aan de [Woonruimte slachtoffers] ?
A: Nee dat weet ik niet. Maar de politie weet dit wel. Ik ben met een team commando van dit adres naar het politiebureau gebracht.
V: Wanneer heb je in de [Woonruimte slachtoffers] gewoond?
A: ongeveer zo’n drie jaar geleden
als bijlage 3 een ambtsedig proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte] waaruit blijkt dat [medeverdachte] op 22 maart 2010 is aangehouden in de woning op de 6e etage, gelegen aan de [Woonruimte slachtoffers] te Rijswijk.
als bijlage 10 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 22 januari 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (blz 4):
(…)
V: Ken jij de [Woonruimte slachtoffers] ?
A: Ja, daar hebben wij gewoond. Het nummer is of [huisnummer] of [huisnummer] .
V: Met wie heb je daar gewoond?
A: Dat kan ik me niet meer herinneren. Het was de allereerste woning.
V: En nummer [huisnummer] ?
A: Ik weet niet zeker of ik daar heb gewoond of een ander. (…) [verdachte 1] verhuurde wel die woning. De woning zit op de 6e verdieping. Ze hebben ons wel eens meegenomen naar de politie.
Het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 2 juli 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Het kan dat ik bij deze woning betrokken ben geweest en de huur heb opgehaald.
Verder met betrekking tot r.o. 4.4.3
a. Een proces-verbaal Zaaksdossier [naam onderzoek] – F, met nummer [nummer onderzoek] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, met daarbij gevoegd in de Bijlage Verdachtenverhoren,
1. een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoek [naam onderzoek] , d.d. 28 augustus 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor voer inhoudende de verklaring van de verdachte (blz 4,5, 6, 7, 8):
(…)
V: kunt U deze prosituees en Hongaarse pooierboys bij naam noemen?
A: [medeverdachte] (…) [medeverdachte] (…) [medeverdachte] (…) [slachtoffers] , [slachtoffers] en zo
(…)
V: om hoeveel geld ging het in de [Woonruimte slachtoffers] ?
A: 250 euro per week
(…)
V: dat was geld dat uit de prostitutie komt. Dat weet U?
A: Ja, want dat is het geld dat van de meisjes komt die in de prostitutie werken
(…)
Ik denk dat ik voor een meisje wel eens 100 euro heb overgemaakt, stiekem naar haar moeder en dat de pooier dat niet mocht weten
(…)
O; wij delen verdachte mede dat wij hem tapgesprekken gaan voorleggen, waaraan hij deelnam (…)
Tapgesprek beval 1, ta 06 d.d. 31-03-2012 nr 7
(…) [medeverdachte] roept de verdachte [medeverdachte] ( [bijnaam] ) aan de lijn, deze praat met [verdachte 1] (…) [bijnaam] geeft aan dat de politie zijn huis in de gaten houdt maar dat vindt [verdachte 1] geen probleem.
A: ik vond het geen probleem
2. een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoek [naam onderzoek] , d.d. 18 januari 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor voer inhoudende de verklaring van de verdachte (blz 3, 5):
(…)
Ik zag wel eens meisjes met blauwe plekken in de winkel komen. Als ik dan vroeg van wordt jij gedwongen om te werken? Dan zei geen van de vrouwen ja. Maar ze gaan dan wel terug naar die pooier en vertellen hun wat ik ze vroeg. Die pooier kwam dan weer verhaal halen bij mij door te vragen wat ik aan die vrouwen vroeg (…) de ene keer lachte ik het weg, de andere keer ontkende ik het. Anders krijg ik problemen met hun.
(…)
Ik ken (…) [medeverdachte] (…) volgens mij [medeverdachte] genaamd van achteren
Het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 2 juli 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb wel eens een meisje met blauwe plekken in haar gezicht gezien. In de zomer zag ik ook wel blauwe plekken op de armen van de meisjes. Waar het letsel vandaan kwam wilden ze niet zeggen. (…) Ik durfde het niet aan de pooiers te vragen want dan liep ik mogelijk zelf gevaar.
Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd als bijlage 6 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 7 november 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 15,23):
(…)
Ze hadden gemerkt dat er politie in de buurt was, steeds vaker in de buurt, daarom zijn we naar een andere locatie
(…)
Wij wisselden nogal vaak van woning. Soms woonden we hier, dan weer daar. Ze dachten dat zij zo de politie slim af konden zijn.
Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage 20/OPV met daarbij gevoegd als bijlage 8 een ambtsedig proces-verbaal verhoor aangifte [slachtoffers] , d.d. 8 juli 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 8, 23):
(…)
Daarna hebben we zoveel woningen gehad, we moesten steeds wisselen. (…) We kregen ‘s avonds een nieuw adres en dan moesten ze daarheen. Onze mening werd niet gevraagd. Mijn spullen werden ingepakt en we wisten niet waar we naar toe gingen.
(…)
En verder met betrekking tot r.o. 4.4.4
a. Het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 2 juli 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb er een beetje van heeft geprofiteerd en een beetje aan verdiend. Ik kreeg van de makelaar € 50,- per woning.
Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd als bijlage 9 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 22 januari 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte] (blz 4, 6):
(…)
V: Hoe gaat dat in zijn werk als je een woning wilt van [verdachte 1] ?
A: Als iemand een woning nodig had, werd naar [verdachte 1] gebeld. Hij liet dan een woning zien. Voor de woning moest wekelijks 300 euro betaald worden. Niet iedereen hoefde borg te betalen. Maar dat was ook niet meer dan 300 euro.
V: Was de huur voor de hele woning of per persoon?
A: Dit was het wekelijkse bedrag voor de hele woning.
V: Gold deze huur van 300 euro per week voor alle woningen die [verdachte 1] verhuurde?
A: Sommige woningen waren kleiner en die kosten dan 250 euro per week.
(…)
Hadden jullie een huurcontract voor deze woning?
A: Nee, dat had ik niet
V: Heb je wel een huurcontract voor een andere woning gehad?
A: Nee.
Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd als bijlage 5 een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 22 januari 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte (blz 5):
(…)
V: Weet je hoeveel [verdachte 1] daarop verdiende?
A: (…) Hij gaf de ontvangen huur niet aan de verhuurder. Hij gaf hoogstens 600,- a
800,- euro aan de officiële huurder. Zelf vroeg hij minstens 1400,- per maand.
Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd als bijlage 7 een ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 17 januari 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffers] (blz 6):
(…)
V: Wat verdiende [verdachte 1] zelf er aan?
A: 200 of 300 euro zeker per maand. [verdachte 1] deed het natuurlijk niet voor niks. [verdachte 1] heeft vaker tegen
Zoli gezegd: ik moet dat geld ook betalen aan de hoofdhuurder en zoveel verdien ik er niet aan.
Een proces-verbaal met het nummer [proces-verbaalnummer] , onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, bijlage [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd als bijlage 3 een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende als hun bevindingen:
Op 15 april 2014 heeft Haag Wonen de volgende informatie verstrekt
(…)
- ' [Woonruimte slachtoffers] :
Van 26.03.2004 t/m 10.08.2012 hebben wij onderstaande Hoofdhuurder gehad:
[betrokkenen] met geboortedatum [geboortedatum]
Huurprijs: 384.69
(…)
- [Woonruimte slachtoffers] :
Van 03.05.2006 t/m 16.04.2012 hebben wij onderstaande Hoofdhuurder gehad:
[betrokkenen] met geboortedatum [geboortedatum]
Huurprijs: € 367.49
(…)
Van 12.07.2012 t/m heden hebben wij onderstaande Hoofdhuurder:
[betrokkenen] met geboortedatum 23-01-1969
Huurprijs:€ 412.75
Ten aanzien van dagvaarding II
Een proces-verbaal met het nummer 2013015635, onderzoeksnummer [nummer onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, zaaksdossier [nummer onderzoek] met daarbij gevoegd:
a. een ambtsedig proces-verbaal onderzoek facturen en manurenstaten van [bedrijf] d.d. 8 april 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende de verklaring van de verbalisanten (blz 30,31):
Tapgesprek
Lijn: TA25 op 26 september 2013 om 17:22:25 uur
[verdachte 1] wordt gebeld door een onbekende vrouw die gebruikt maakt van een op naam van [betrokkene] gestelde telefoonaansluiting. [verdachte 1] noemt de inbellende vrouw [betrokkene] . Deze vrouw meldt dat [betrokkene] (fon.) op zijn eigen naam in week 38 heeft gewerkt, terwijl [betrokkene] geen BSN heeft en zij hem daarom niet kan boeken. De onbekende vrouw stelt voor hem op [medeverdachte] te zetten, waarna [verdachte 1] zegt niet meer via de telefoon te willen praten. (...)
In het bedrijfspand aan de [bedrijfsadres] [huisnummer] te Den Haag werden diverse administratieve bescheiden in beslag genomen en daaronder een ordner inhoudende manurenstaten en daarna gehechte facturen van [bedrijf] (...)
Manurenstaat periode 16-09-2013 t/m 22-09-2013 (week 38)
Op de manurenstaat van [bedrijf] over de periode 16-09-2013 t/m 22-09-2013 (=week 38/2013) staat achter de naam [betrokkene] vermeld dat kennelijk van maandag tot en met zaterdag op 6 dagen is gewerkt voor in totaal 43 uren en 27 minuten.
Volgens deze manurenstaat zijn er door 19 verschillende met name genoemde personen in week 38 van 2013 werkzaamheden verricht voor in totaal 612 uren en 59 minuten.
Factuur met nummer [factuurnummers] en gedateerd 26 september 2013
Op de factuur d.d. 16-09-2013 van [bedrijf] gericht aan [bedrijf] worden de gewerkte uren van week 38 middels de vermelde uurtarieven in rekening gebracht.
Op de factuur staat 24 namen van personen vermeld. Achter 17 van de 24 namen worden gewerkte uren in rekening gebracht. Achter 12 van de 24 vermelde namen staat kennelijk een zogenaamd Burgerservicenummer vermeld. De naam van [betrokkene] komt niet voor tussen de namen op deze factuur.
Vergelijking van gegevens op manurenstaat van week 38/2013 met factuur [factuurnummers]
Op de manuren staat van week 38/2013 staan bij 19 personen de gewerkte uren vermeld, terwijl op de factuur bij 17 namen gewerkte uren in rekening worden gebracht. Het totaal aantal gewerkte uren van de manurenstaat van week 38 en het totaal aantal in rekening gebrachte uren op de factuur van week 38/2013 komt met elkaar overeen.
In tegenstelling tot de manurenstaat komen de namen en gewerkte uren van [betrokkene] (43 uren en 57 minuten) en [betrokkene] (6 uren en 18 minuten) niet voor op de factuur van week 38/2013.
Op de factuur van week 38/2013 brengt [bedrijf] wel voor [betrokkenen] 44 uren in rekening, terwijl [betrokkenen] niet op de manurenstaat voorkomt. Die in rekening gebrachte 44 uren van [betrokkenen] komen nagenoeg overeen met de op de manurenstaat bij [betrokkene] gewerkte uren.
b. Het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 2 juli 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik was bedrijfsleider bij [bedrijf] . (...) Tijdens mijn vakantie is er iemand aangenomen met Spaanse papieren. Zij dachten dat hij mocht werken, maar dat was niet zo. Ik heb toen naar [betrokkene] gebeld en tegen haar gezegd dat zij zijn uren op een andere naam moest schrijven. Ik heb dat zo gecorrigeerd en dat was fout.
De hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen zijn - ook in onderdelen - slechts gebruikt ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Getekend door mr. E.A.G.M. van Rens
Datum: