In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over de waardering van onroerende zaken voor het jaar 2011, specifiek met betrekking tot een onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] nummer [1] te [Q]. De uitspraak van het Gerechtshof dateert van 4 maart 2014 en is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland.
Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek. Het College heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.