In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 juni 2013. De rechtbank had de waardebeschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Borger-Odoorn, die de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2010 op € 209.000 had vastgesteld, ongegrond verklaard. Belanghebbende is eigenaar van een recreatiewoning op het recreatiepark '[C]'. Hij stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en concludeert tot een waarde van € 175.000. De heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd door middel van een taxatierapport, waarin de onroerende zaak is getaxeerd op € 213.000, gebaseerd op vergelijkbare verkopen in de omgeving.
Tijdens de zitting op 4 februari 2014 in Leeuwarden zijn beide partijen gehoord. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de referentieobjecten niet goed vergelijkbaar zijn en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen zijn onroerende zaak en de referentieobjecten. De heffingsambtenaar heeft echter gesteld dat de waarde is bepaald door systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar in zijn bewijsvoering is geslaagd en dat de referentieobjecten vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Het Hof heeft de stellingen van belanghebbende verworpen en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt dat de waarde van de onroerende zaak correct is vastgesteld volgens de geldende waarderingsvoorschriften. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.