ECLI:NL:HR:2015:2175

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 augustus 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
14/05966
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake informatiebeschikking onder de Algemene wet inzake rijksbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een informatiebeschikking die was genomen op basis van artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Rechtbank Den Haag had eerder de beschikking vernietigd, maar het hoger beroep van de Inspecteur werd niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de vernietiging in stand bleef.

Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Aangezien de bestreden beschikking door de Rechtbank was vernietigd en het hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk was verklaard, kon het beroep in cassatie van belanghebbende niet leiden tot een gunstiger resultaat voor haar.

Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het belang ontbrak. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2015.

Uitspraak

14 augustus 2015
Nr. 14/05966
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 15 oktober 2014, nr. BK‑13/01668, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 13/440) betreffende een ten aanzien van belanghebbende genomen informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De bestreden beschikking is door de Rechtbank vernietigd. Het daartegen door de Inspecteur ingestelde hoger beroep is niet‑ontvankelijk verklaard. Daarmee is de vernietiging van de beschikking in stand gebleven.
Het door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie kan dan niet tot een voor haar gunstiger resultaat leiden. Dat beroep moet daarom, wegens het ontbreken van belang, niet‑ontvankelijk worden verklaard.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice‑president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2015.