Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
5.Slotsom
6.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 mei 2013. De verdachte, geboren in 1978, was in voorlopige hechtenis genomen en had een gevangenisstraf van twaalf jaren opgelegd gekregen. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft op 26 mei 2015 uitspraak gedaan en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en deze verminderd tot elf jaren en zes maanden. Het beroep is voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.