ECLI:NL:HR:2015:1863

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
15/01772
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieverzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieverzoekschrift. De verzoekster, wonende te Zuid-Afrika, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. Het cassatierekest was niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat in strijd is met artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank van 15 januari 2015, die aan de huidige beschikking is gehecht.

De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat het verzoekschrift, dat op 15 april 2015 is ingekomen, niet voldoet aan de wettelijke eisen. Hoewel het verzuim hersteld kan worden door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, is dit niet gebeurd binnen de gestelde termijn. Een verzoek van de advocaat van de verzoekster om verlenging van deze termijn is afgewezen door de rolraadsheer.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beroep, omdat het verzoekschrift niet aan de vereisten voldeed. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
15/01772
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Zuid-Afrika,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. L.C. Blok,
t e g e n
de STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Staat.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/461940/HA RK 14-123 van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 15 april 2015 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de
Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
Een verzoek van mr. Blok om verlenging van deze termijn is door de rolraadsheer afgewezen en het verzuim is niet hersteld binnen de daarvoor gestelde termijn. Dit brengt mee dat [verzoekster] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.