Uitspraak
gevestigd te Haarlem,
gevestigd te AMSTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Twice-O B.V. en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekeringmaatschappij N.V. Twice-O, de eiseres tot cassatie, had een beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2014. De zaak betreft een geschil over de weigering van de verzekeraars om een uitkering te doen op basis van een brandpolis, waarbij de directeur van de verzekeringnemer beschuldigd werd van merkelijke schuld, in dit geval brandstichting.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van Twice-O verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan Twice-O opgelegd, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.