ECLI:NL:HR:2015:1839

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
14/02813
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en bewijswaardering bij brandstichting door directeur verzekeringnemer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Twice-O B.V. en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekeringmaatschappij N.V. Twice-O, de eiseres tot cassatie, had een beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2014. De zaak betreft een geschil over de weigering van de verzekeraars om een uitkering te doen op basis van een brandpolis, waarbij de directeur van de verzekeringnemer beschuldigd werd van merkelijke schuld, in dit geval brandstichting.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van Twice-O verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan Twice-O opgelegd, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 14/02813
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
TWICE-O B.V.,
gevestigd te Haarlem,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te AMSTERDAM,
2. NIEUWE HOLLANDSE LLOYD SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Twice-O en de verzekeraars.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 243491/ H 02.1137 van de rechtbank Amsterdam van 12 november 2003, 17 maart 2004 en 6 juli 2005;
b. de arresten in de zaak 106.004.023/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 januari 2008, 2 februari 2010, 21 september 2010 28 februari 2012, 9 oktober 2012 en 25 februari 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 25 februari 2014 heeft Twice-O beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De verzekeraars hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de verzekeraars mede door mr. K.J.O. Jansen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping.
De advocaat van Twice-O heeft bij brief van 22 mei 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Twice-O in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de verzekeraars begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.