ECLI:NL:HR:2015:1735

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
15/00797
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht woonruimte en niet-ontvankelijkheid cassatie wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de stichting STICHTING WONINGBOUW ACHTKARSPELEN. De zaak betreft een geschil over huurrecht woonruimte, waarbij de woningbouwvereniging de verhuur van een woning heeft geweigerd op basis van wanprestaties in het verleden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat [eiseres] klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De advocaat van [eiseres] heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de woningstichting op nihil zijn begroot.

Uitspraak

26 juni 2015
Eerste Kamer
15/00797
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.H. Vermeulen,
t e g e n
de stichting STICHTING WONINGBOUW ACHTKARSPELEN,
gevestigd te Buitenpost, gemeente Achtkarspelen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de woningstichting.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 2190639\CV EXPL 13-5009 van de rechtbank Noord-Nederland van 6 september 2013 en 10 januari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.141.661/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 november 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de woningstichting is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep met toepassing van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 13 mei 2015 op dit standpunt gereageerd.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de woningstichting begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
26 juni 2015.