In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 5 januari 2012 was gewezen. De uitspraak betrof het hoger beroep van de Inspecteur tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Haarlem, die betrekking hadden op uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De Hoge Raad heeft de zaak op 26 juni 2015 behandeld onder nummer 12/00578.
De belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Staatssecretaris heeft ook gereageerd op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar deze reactie werd door de Hoge Raad niet in overweging genomen, omdat deze na de gestelde termijn was ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en vier raadsheren, en vond plaats in het openbaar op 26 juni 2015.