ECLI:NL:HR:2015:1719

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
12/00578
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.A.C.A. Overgaauw
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • E.N. Punt
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak douanerechten en proceskosten

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 5 januari 2012 was gewezen. De uitspraak betrof het hoger beroep van de Inspecteur tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Haarlem, die betrekking hadden op uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De Hoge Raad heeft de zaak op 26 juni 2015 behandeld onder nummer 12/00578.

De belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Staatssecretaris heeft ook gereageerd op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar deze reactie werd door de Hoge Raad niet in overweging genomen, omdat deze na de gestelde termijn was ingediend.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en vier raadsheren, en vond plaats in het openbaar op 26 juni 2015.

Uitspraak

26 juni 2015
Nr. 12/00578
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 5 januari 2012, nrs. 09/00318 tot en met 09/00327, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen uitspraken van de Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 08/1432, AWB 08/1433 en AWB 08/1435 tot en met AWB 08/1442) betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 juli 2014, gevoegde zaken Kamino International Logistics B.V. en Datema Hellmann Worldwide Logistics B.V., C‑129/13 en C‑130/13, ECLI:EU:C:2014:2041, BNB 2014/231. Nu de reactie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 26 juni 2015, nr. 10/02774bis, ECLI:NL:HR:2015:1666, onderdeel 2.2).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, E.N. Punt en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2015.