ECLI:NL:HR:2015:1697

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
14/01216
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 21 februari 2014 werd gewezen in de strafzaak met nummer 21/003641-13. De verdachte, geboren in 1985, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. De verdediging werd gevoerd door mr. E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. Deze middelen zijn aan het arrest gehecht en maken daar deel van uit. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat de cassatiegronden niet voldoende zijn om het arrest van het hof te vernietigen.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad geen nadere motivering hoeft te geven als de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van mening is dat de aangevoerde middelen niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling of de eenheid van het recht.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 23 juni 2015 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was.

Uitspraak

23 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/01216
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 februari 2014, nummer 21/003641-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 juni 2015.