In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op 29 juli 2014, met nummer 13/01183. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen had opgelegd aan belanghebbende, met nummer AWB 13/1959. De belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij de klachten van de belanghebbende betwist. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015, door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.