ECLI:NL:HR:2015:160

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
14/01955
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij opgelegde boetebeschikking. De naheffingsaanslag betreft de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003. De zaak is eerder behandeld door de Hoge Raad, die op 29 juni 2012 een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft vernietigd en de zaak heeft verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

In het tweede geding in cassatie heeft belanghebbende, [X] B.V., beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof en daarbij drie middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.

Uitspraak

30 januari 2015
Nr. 14/01955
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 6 maart 2014, nr. 12/00500, betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2012, nr. 11/00551, ECLI:NL:HR:2012:BW9850, BNB 2012/248, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.