ECLI:NL:HR:2015:158

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
14/01953
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en boetebeschikkingen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1999 en 2001, alsook op boetebeschikkingen die aan de belanghebbende zijn opgelegd. De uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage werd eerder vernietigd door de Hoge Raad op 29 juni 2012, met verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling van de zaak. De belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij drie middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd vastgesteld dat de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015.

Uitspraak

30 januari 2015
Nr. 14/01953
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 6 maart 2014, nrs. 12/00490 tot en met 12/00492 en 12/00495 tot en met 12/00497, betreffende aan belanghebbende over de jaren 1999 en 2001 opgelegde navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen alsmede betreffende de voor het jaar 2003 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 20a, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2012, nr. 11/00552, ECLI:NL:HR:2012:BW9856, BNB 2012/249, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.